Морган Райс "Nacht van de Dapperen "

None

date_range Год издания :

foundation Издательство :Lukeman Literary Management Ltd

person Автор :

workspaces ISBN :9781632915948

child_care Возрастное ограничение : 999

update Дата обновления : 14.06.2023

Vesuvius draaide zich om en keek naar het noorden, naar het vasteland van Escalon. Hij wist dat ergens, ver in het noorden, de Vlammen waren uitgeschakeld. Op dit moment vertrokken zijn trollen uit Marda om Escalon te plunderen. Miljoen trollen die naar het zuiden migreerden. Tenslotte was Vesuvius er wel in geslaagd om de Toren van Kos te bereiken, om het Zwaard van Vlammen te vernietigen. Zijn natie zou ongetwijfeld al de grens over zijn om Escalon te verscheuren. Ze hadden leiderschap nodig. Ze hadden hem nodig.

Vesuvius had dan wel deze slag verloren—maar hij moest niet vergeten dat hij de oorlog zou winnen. Zijn grootste moment van glorie, het moment waar hij zijn hele leven naar had uit gekeken, moest nog komen. Het was tijd voor hem om de mantel te claimen, om zijn volk naar een complete en totale overwinning te leiden.

Ja, dacht hij. Hij rechtte zijn rug en schudde alles van zich af; zijn pijn, zijn wonden, de kou. Hij had gekregen waarvoor hij was gekomen. Laat dat meisje en haar mensen maar op zee ronddobberen. De verwoesting van Escalon lag voor hem. Hij kon altijd nog teruggaan om haar te doden. Hij glimlachte bij de gedachte. Hij zou haar zeker doden. Hij zou haar ledematen van haar romp af scheuren.

Vesuvius ging er op een drafje vandoor, en begon toen te rennen. Hij zou naar het noorden gaan. Hij zou zijn natie treffen. En hij zou hen naar de grootste strijd aller tijden leiden.

Het was tijd om Escalon voor eens en altijd te vernietigen.

Spoedig zouden Escalon en Marda één zijn.

HOOFDSTUK VIER

Kyle keek vol ontzag toe hoe de scheur in de grond breder werd en duizenden trollen diep de aarde in vielen, hun dood tegemoet. Alva stond vlakbij, zijn staf opgeheven. Er schenen intense lichtstralen vanaf, zo fel dat Kyle zijn handen voor zijn ogen moest houden. Alva vernietigde het leger van trollen en beschermde in zijn eentje het noorden. Kyle had gevochten met alles dat hij had, net als Kolva naast hem, en hoewel ze gedurende een hevig gevecht tientallen trollen hadden weten uit te schakelen, waren ze uiteindelijk gewond geraakt. Alva was de enige die nu de trollen ervan weerhield om Escalon te overstromen.

Al snel kregen de trollen door dat de kloof hun dood betekende, en ze stopten aan de andere kant, vijftien meter verderop. Ze konden niet meer verder. Ze keken naar Alva en Kolva en Kyle en Dierdre en Marco, hun ogen gevuld met frustratie. Terwijl de kloof steeds verder uitscheurde draaiden ze zich om en sloegen ze in paniek op de vlucht.

Spoedig vervaagde het gedonder, en werd alles weer stil. Het tij van trollen was gestopt. Vluchtten ze weer terug naar Marda? Zouden ze zich hergroeperen om elders binnen te vallen? Kyle wist het niet.

Terwijl de rust weer terugkeerde lag Kyle daar, gekweld door zijn verwondingen. Hij keek toe hoe Alva langzaam zijn staf liet zakken en het licht dimde. Alva draaide zich naar hem om en legde zijn handpalm op Kyle’s voorhoofd. Kyle voelde een golf van licht door zijn lichaam stromen. Hij voelde zich warm worden, lichter, en binnen enkele momenten was hij volledig genezen. Hij ging rechtop zitten. Hij was weer zichzelf—en hij was zo dankbaar.

Alva knielde naast Kolva, legde een hand op zijn buik, en genas hem ook. Binnen enkele momenten ging Kolva staan, duidelijk verrast om weer op de been te zijn. Zijn ogen leken licht te geven. Toen waren Dierdre en Marco aan de beurt. Alva legde zijn hand op hen, en ze stonden op, genezen door Alva’s magische kracht.

Kyle stond daar, verbijsterd. Hij had met eigen ogen de kracht van dit magische wezen gadegeslagen, een kracht waar hij alleen nog maar verhalen over had gehoord. Hij wist dat hij zich in het gezelschap van een ware meester bevond. Hij voelde ook dat zijn aanwezigheid voorbijgaand was; hij was een meester die niet kon blijven.

“U heeft het gedaan,” zei Kyle, gevuld met ontzag en dankbaarheid. “U heeft de natie van trollen tegengehouden.”

Alva schudde zijn hoofd.

“Dat heb ik niet,” antwoordde hij kalm. Zijn stem klonk ferm en eeuwenoud. “Ik heb ze alleen vertraagd. Er komt nog steeds een grote en afschuwelijke verwoesting aan.”

“Maar hoe dan?” drong Kyle aan. “De kloof—ze konden er niet overheen. U heeft er duizenden gedood. Zijn we dan niet veilig?”

Alva schudde somber zijn hoofd.

“Dit was nog niet eens een fractie van hun natie. Er komen er nog miljoenen bij. De grote strijd is begonnen. De strijd die het lot van Escalon zal bepalen.”

Alva liep met zijn staf door het puin van de Toren van Ur, en Kyle bestudeerde hem, zoals altijd verward door dit enigma. Toen draaide hij zich om naar Dierdre en Marco.

“Jullie willen terug naar Ur, nietwaar?” vroeg hij hen.

Dierdre en Marco knikten, hoop in hun ogen.

“Ga,” beval hij.

Ze staarden hem verbijsterd aan.

“Maar er is daar niets meer,” zei ze. “De stad is verwoest. Overstroomd. De Pandesianen zijn nu aan de macht.”

“Teruggaan zou onze dood betekenen,” viel Marco bij.

“Voor nu,” antwoordde Alva. “Maar spoedig zullen jullie daar nodig zijn, als de grote strijd komt.”

Dierdre en Marco hoefden niet aangespoord te worden. Ze draaiden zich om, bestegen Andor en gingen er in galop vandoor, naar het zuiden, de bossen in, terug naar de stad van Ur.

Leo bleef achter bij Kyle, en Kyle aaide hem over zijn kop.

“Je denkt aan mij en je denkt aan Kyra, nietwaar jochie?” vroeg Kyle aan Leo.

Leo jankte aanhankelijk, en Kyle wist dat hij aan zijn zijde zou blijven en hem zou beschermen alsof hij Kyra was. Hij voelde dat de wolf een uitstekende strijdmakker zou zijn.

Kyle keek om terwijl Alva zich omdraaide en naar de bossen in het noorden staarde.

“En wij, mijn meester?” vroeg Kyle. “Waar zijn wij nodig?”

“Hier,” zei Alva.

Kyle staarde naar de horizon, in de richting van Marda.

“Ze komen,” voegde Alva toe. “En wij drieën zijn Escalons laatste hoop.”

HOOFDSTUK VIJF

Kyra werd overspoeld door paniek terwijl ze in het spinnenweb worstelde. Ze probeerde wanhopig om zichzelf te bevrijden terwijl het enorme wezen op haar af kroop. Ze wilde niet kijken, maar ze kon het niet helpen. Ze keek om en werd overspoeld door angst toen ze een gigantische sissende spin op zich af zag komen. Het beest staarde haar aan met zijn grote rode ogen en tilde zijn lange, harige zwarte benen op. Hij opende zijn bek wijd en liet gele tanden zien, druipend van het speeksel. Kyra wist dat ze nog maar enkele seconden te leven had—en dat dit een afschuwelijke dood zou zijn.

Terwijl ze worstelde hoorde Kyra het gekletter van botten in het web; ze keek om zich heen en zag de overblijfselen van de slachtoffers die hier waren gestorven. Ze wist dat haar kansen op overleven klein waren. Ze zat vast in het web, en er was niets dat ze kon doen.

Kyra sloot haar ogen, wetend dat ze geen andere keus had. Ze kon niet op de externe wereld vertrouwen. Ze moest naar binnen. Ze wist dat het antwoord niet in haar fysieke kracht of in haar fysieke wapens lag. Als ze op de externe wereld zou vertrouwen, zou ze sterven.

Maar van binnen, voelde ze, was haar kracht oneindig. Ze moest haar innerlijke kracht vinden, ze moest de kracht oproepen waar ze bang voor was. Ze moest begrijpen wat haar dreef, en het resultaat van haar spirituele training begrijpen.

Energie. Dat was wat Alva haar had geleerd. Als we op onszelf vertrouwen, gebruiken we slechts een fractie van onze energie, een fractie van onze potentie. Put uit de energie van de wereld. Het collectieve universum wacht om je te helpen.

Het stroomde door haar aderen, ze kon het voelen. Het was iets speciaals waar ze mee was geboren, iets dat ze van haar moeder had geГ«rfd. Het was de kracht die door alles heen stroomde, als een ondergrondse rivier. Het was dezelfde kracht waar ze nooit op had durven bouwen. Het was iets dat heel diep in haar zat, iets dat ze nog steeds niet helemaal vertrouwde. Het was iets waar ze bang voor was, nog banger dan voor haar vijanden. Ze was wanhopig, en ze wilde haar moeder roepen. Maar ze wist dat dat niet kon, hier in Marda. Ze was helemaal alleen. Misschien was dit, die volslagen eenzaamheid, wel het laatste deel van haar training.

Kyra sloot haar ogen. Het was nu of nooit. Ze voelde dat ze groter moest zijn dan zichzelf, groter dan de wereld die ze voor zich zag. Ze dwong zichzelf om zich om de energie in zich te concentreren, en daarna op de energie op haar heen.

Langzaam stemde Kyra zich af. Ze voelde de energie van het web, van de spin; ze voelde het door zich heen stromen. Langzaam liet ze het deel van zichzelf worden. Ze verzette zich er niet meer tegen. In plaats daarvan liet ze zichzelf ermee versmelten.

Kyra voelde zichzelf vertragen; ze voelde de tijd vertragen. Ze stemde af op de kleinste details. Ze hoorde alles, ze voelde alles om zich heen.

Ineens voelde Kyra een golf van energie, en voor het eerst besefte ze dat het hele universum één geheel was. Ze voelde alle scheidingswanden instorten, voelde hoe de barrière tussen de externe en interne werelden oploste. Ze voelde dat het onderscheid zelf er niet meer was.

Ze werd overspoeld door een golf van energie, alsof er een dam werd opengebroken. Haar handpalmen brandden, alsof ze in vuur en vlam stonden.

Kyra deed haar ogen open en zag de spin, nu zo dichtbij, op haar neerkijken. Ze draaide haar hoofd en zag haar staf in het web vast zitten, een meter bij haar vandaan. Ze twijfelde niet langer aan zichzelf. Ze riep de staf, en op dat moment zeilde hij door de lucht, recht haar hand in. Ze greep hem stevig vast.

Kyra gebruikte haar kracht, wetend dat ze sterker was dan alles dat ze voor zich zag, en vertrouwde op zichzelf. Ze tilde haar arm op, en hij raakte los uit het web.

Ze schot overeind, en net toen de spin zijn tanden in haar wilde zetten, stak ze de staf in zijn bek.

De spin liet een afschuwelijk krijsend geluid uit, en Kyra dreef de staf diep zijn bek in. Het beest probeerde zijn kaken te sluiten, maar dat lukte niet.

Maar toen, tot Kyra’s schok, klapten zijn kaken ineens dicht. Haar eeuwenoude staf brak in stukken. De spin had het onbreekbare gebroken, verbrijzeld alsof het een tandenstoker was. Dit beest was sterker dan ze had gedacht.

De spin dook op haar af, en de tijd vertraagde weer. Kyra voelde alles helder worden. Diep van binnen voelde ze dat ze zichzelf kon bevrijden, dan ze sneller kon zijn dan de spin.

Kyra dook naar voren en rolde door het web; toen de spin zijn tanden liet zakken, reet hij het web uiteen in plaats van haar.

Terwijl Kyra zich concentreerde, voelde ze een vaag gezoem in de lucht, alsof iets haar riep. Ze draaide zich om en staarde naar de andere kant van het web. Daar bevond zich het ding waarvoor ze naar Marda was gereisd: de Staf van Waarheid. Daar lag hij, vastgezet in een zwart granieten blok, etherisch, glimmend onder de middernacht hemel.

Kyra voelde een intense band met de staf. Ze voelde haar handpalmen tintelen toen ze haar rechterhand uitstrekte. Ze gaf de grootste strijdkreet van haar leven, en ze wist, ze wist gewoon dat de staf haar zou gehoorzamen.

Plotseling voelde Kyra de aarde onder zich trillen. Ze wist dat ze het wapen uit de kern van de aarde trol, en voor een glorieus moment twijfelde ze niet meer aan zichzelf, aan haar krachten, of aan het universum.

Er volgde een luid geluid van steen schrapend tegen steen, en Kyra keek vol ontzag toe terwijl de staf langzaam uit het graniet omhoog rees. Toen vloog hij door de lucht, en de zwarte, met juwelen bezette schacht belandde in Kyra’s rechterhand. Ze sloot haar vingers eromheen, en ze voelde leven. Het was alsof ze een slang vast pakte, alsof ze een levend wezen vasthield.

Zonder te aarzelen spon Kyra om haar as en bracht de staf omlaag, net toen de spin op haar af kwam. Ineens veranderde de staf in een mes, en sneed ze het enorme web in tweeГ«n.

De spin viel krijsend op de grond, verbijsterd.

Kyra draaide zich om en hakte weer op het web in. Ze landde op haar voeten. Ze hield de staf met beide handen vast, hoog boven haar hoofd. De spin dook op haar af. Dapper ging ze de confrontatie aan. Ze stapte naar voren en hakte met al haar macht op de spin in. Ze voelde de Staf van Waarheid door het dikke lichaam van de spin gaan. De spin krijste terwijl ze hem in tweeГ«n hakte.

Dik, zwart bloed gutste uit het lichaam terwijl de spin dood voor haar voeten viel.

Kyra stond daar, de staf in haar hand, haar armen trillend, en voelde een ongekende energie. Ze voelde dat ze was veranderd. Ze voelde dat ze machtiger was geworden, dat ze nooit meer dezelfde zou zijn. Ze voelde dat alle deuren waren geopend, en dat alles mogelijk was.

Hoog boven haar klonk gedonder, en het begon te bliksemen. Vuurrode bliksemschichten schoten door de wolken heen, en het leek alsof er lava door de wolken stroomde. Er volgde een ongelofelijk gebrul, en Kyra was dolblij toen ze Theon door de wolken zag barsten. De barriГЁre, voelde ze, was uitgeschakeld toen ze de staf uit het graniet had getrokken. Voor het eerst wist ze zeker dat zij degene was die voorbestemd was om alles te veranderen.

Theon landde voor haar, en zonder nog een seconde te verspillen klom ze op zijn rug. Ze vlogen hoog de lucht in. Het onweerde hevig terwijl ze tussen de wolken door vlogen, naar het zuiden, naar Escalon. Kyra wist dat ze tot het diepst was afgedaald en dat ze had gezegevierd, dat ze haar laatste beproeving had doorstaan.

En nu, met de Staf van Waarheid in handen, was het tijd voor oorlog.

HOOFDSTUK ZES

Terwijl het schip weg zeilde zag Lorna het nog steeds brandende eiland van Knossos aan de horizon verdwijnen, en haar hart brak. Ze stond bij de boeg van het schip, bij de reling, met Merk aan haar zijde en de vloot van de Verloren Eilanden achter zich, en ze voelde alle ogen op zich branden. Dit geliefde eiland, het thuis van de Wachters, het thuis van de dappere krijgers van Knossos, was niet meer. Het was in vlammen opgegaan. Het glorieuze fort was verwoest, de geliefde krijgers die duizenden jaren lang op wacht hadden gestaan waren gedood door de trollen, of afgemaakt door de zwerm draken.

Lorna voelde beweging en toen ze zich omdraaide zag ze dat Alec, de jongen die de draken had gedood, degene die eindelijk rust had gebracht in de Baai des Doods, naast haar kwam staan. Hij stond daar, met zijn zwaard in zijn hand, en zag er net zo verdwaasd uit als zij. Ze werd overspoeld door dankbaarheid voor hem en het wapen dat hij in zijn handen hield. Ze wierp een blik op het Onafgemaakte Zwaard, een waar pronkstuk, en kon de intense energie die er vanaf straalde voelen. Ze dacht aan de dood van de draken, en ze wist dat hij het lot van Escalon in handen had.

Lorna was dankbaar dat ze nog leefde. Ze wist dat zij en Merk een noodlottig einde in de Baai des Doods zouden hebben gevonden als deze mannen van de Verloren Eilanden niet gearriveerd waren. Maar ze voelde zich ook schuldig voor zij die het niet hadden overleefd. Wat haar nog het meeste pijn deed was dat ze dit niet had voorzien. Haar hele eenzame leven in de Toren van Kos had ze alles voorzien, alle wendingen van het lot. Ze had de komst van de trollen voorzien, de komst van Merk, en zelfs de verwoesting van het Zwaard van Vlammen. Ze had de grote strijd op het Eiland van Knossos voorzien—maar niet hoe het afliep. Ze had niet voorzien dat het eiland in vlammen op zou gaan, en ze had de draken ook niet voorzien. Ze begon aan haar eigen krachten te twijfelen, en dat raakte haar diep.

Hoe kon dit gebeuren? vroeg ze zich af. Het enige mogelijke antwoord was dat het lot van Escalon van het ene op het andere moment veranderde. Wat duizenden jaren geleden was geschreven, werd ongeschreven. Het lot van Escalon, voelde ze, was onzeker. Het was nu vormloos.

Lorna voelde alle ogen op zich branden. Iedereen wilde weten waar ze nu heen moesten, wat het lot zou brengen terwijl ze weg zeilden van het brandende eiland. Als de wereld brandde in de chaos, wilde iedereen een antwoord van haar.

Terwijl Lorna daar stond deed ze haar ogen dicht. Langzaam voelde ze het antwoord in zich opwellen. Het vertelde haar waar ze het meest nodig waren. Maar iets verstoorde haar zicht. Verschrikt herinnerde ze het zich. Thurn.

Lorna deed haar ogen open en speurde het water af. Ze bekeek de levenloze lichamen die voorbij dreven, de zee van lijken die tegen de scheepsromp op botsten. De zeelui hadden al uren gezocht, maar zonder succes.

“Mijn vrouwe, het schip wacht op uw bevel,” drong Merk voorzichtig aan.

“We hebben al uren gezocht,” voegde Sovos toe. “Thurn is dood. We moeten hem loslaten.”

Lorna schudde haar hoofd.

“Ik voel dat hij nog leeft,” kaatste Lorna terug.

“Ik, meer dan wie dan ook, wil dat dat zo is,” antwoordde Merk. “Ik ben hem mijn leven verschuldigd. Hij heeft ons van de adem van de draken gered. Maar we zagen hem vlam vatten en in zee vallen.”

“Maar we hebben hem niet zien sterven,” antwoordde ze.

Sovos zuchtte.

“Zelfs als hij op de één of andere manier de val overleefd zou hebben, mijn vrouwe,” voegde Sovos toe, “dan zou hij zijn gestorven in het water. We moeten hem loslaten. Onze vloot heeft richting nodig.”

“Nee,” zei ze beslist. Er klonk autoriteit in haar stem. Ze voelde een voorgevoel in zich opwellen, een tinteling tussen haar ogen. Het vertelde haar dat Thurn nog leefde, ergens tussen de wrakstukken, tussen de duizenden drijvende lichamen.

Lorna liet haar blik over het water glijden, wachtend, hopend, luisterend. Ze was hem dit verschuldigd, en ze zou een vriend nooit de rug toekeren. De Baai des Doods was griezelig stil. De trollen waren dood, de draken waren weg; en toch droeg de Baai een eigen geluid, het onophoudelijke huilen van de wind, het gespetter van de schuimkoppen, het kreunen van hun schommelende schip. Terwijl ze luisterde, begon de wind aan te trekken.

“Er is storm op komst, mijn vrouwe,” zei Sovos uiteindelijk. “We moeten hier weg. We hebben richting nodig.”

Ze wist dat ze gelijk hadden. En toch kon ze hem niet loslaten.

Net toen Sovos zijn mond open deed om te spreken, werd Lorna ineens overspoeld door opwinding. Ze leunde over de reling. Daar, in de verte, dobberde iets in het water, meegevoerd door de stroming. Ze voelde een tinteling in haar buik, en ze wist dat het hem was.

“DAAR!” schreeuwde ze.

De mannen haastten zich naar de reling en staarden over de rand, en zij zagen het ook: daar lag Thurn, drijvend in het water. Lorna verspilde geen seconde. Ze nam twee grote stappen, sprong van de reling af en dook het ijskoude water van de baai in.

“Lorna!” riep Merk uit. Er klonk bezorgdheid in zijn stem.

Lorna zag de rode haaien onder zich krioelen, en begreep zijn ongerustheid. Ze cirkelden rond Thurn, maar hoewel ze hem aanstootten, zag ze dat ze er nog niet in waren geslaagd door zijn wapenrusting heen te komen. Thurn had geluk, besefte ze, dat hij nog steeds zijn wapenrusting aan had. Het was het enige dat zijn leven had gered—dat, en de houten plank die hem drijvende hield. Maar de haaien werden steeds brutaler, en ze wist dat hij niet lang meer had.

Ze wist ook dat de haaien op haar af zouden komen. Toch aarzelde ze geen moment, niet nu zijn leven in gevaar was. Zoveel was ze hem wel verschuldigd.

Lorna belandde in het water, overweldigd door de ijzige kou, en zonder te stoppen zwom ze onder het wateroppervlak door tot ze bij hem was. Ze gebruikte haar kracht om sneller te zwemmen dan de haaien. Ze sloeg haar armen om hem heen en voelde dat hij nog leefde. Hij was alleen bewusteloos. De haaien begonnen op haar af te komen, en ze zette zich schrap, klaar om te doen wat ze moest om hen in leven te houden.

Похожие книги


Все книги на сайте предоставены для ознакомления и защищены авторским правом