Морган Райс "Een Zee Van Schilden "

None

date_range Год издания :

foundation Издательство :Lukeman Literary Management Ltd

person Автор :

workspaces ISBN :9781632912879

child_care Возрастное ограничение : 999

update Дата обновления : 14.06.2023

Ze wierp een blik op Thor en dacht na. Was deze jongen ook een druГЇde?

“Ben je hier de hele tijd geweest?” vroeg ze Thor. Ze besefte ineens dat hij hier de hele tijd was geweest, en werd overspoeld met dankbaarheid voor hem.

“Ja, mijn vrouwe. Ik ben gekomen zodra ik het hoorde. Behalve afgelopen nacht. Ik ben naar het Meer van Verdriet geweest om je bidden voor je herstel.”

Gwen barstte weer in tranen uit, niet in staat om haar emoties onder controle te houden. Ze had zich nog nooit in haar leven zo content gevoeld; dit kind vasthouden zorgde dat ze zich compleet voelde op een manier die ze niet voor mogelijk had gehouden.

Ondanks alles dacht Gwen terug aan dat noodlottige moment in de Onderwereld, aan de keus die ze gedwongen was te maken. Ze kneep in Thors hand en hielde de baby stevig vast. Ze wilde hen allebei dicht bij zich hebben, voor altijd.

Maar ze wist dat één van hen zou moeten sterven. Ze huilde en huilde.

“Wat is er, mijn liefde?” vroeg Thor.

Gwen schudde haar hoofd. Ze kon het hem niet vertellen.

“Maak je geen zorgen,” zei hij. “Je moeder leeft nog. Als dat is waarom je huilt.”

Gwen herinnerde het zich ineens.

“Ze is ernstig ziek,” voegde Thor toe. “Maar er is nog tijd om haar op te zoeken.”

Gwen wist dat ze wel moest.

“Ik moet haar zien,” zei ze. “Breng me nu naar haar toe.”

“Weet u het zeker, mijn vrouwe?” vroeg Selese.

“In uw toestand zou u niet verplaatst mogen worden,” voegde Illepra toe. “U heeft een abnormale bevalling gehad, en u moet herstellen. U heeft geluk dat u nog leeft.”

Gwen schudde vastberaden haat hoofd.

“Ik zal mijn moeder zien voor ze sterft. Breng me naar haar toe. Nu.”

HOOFDSTUK VIJF

Godfrey zat in het midden aan de lange houten tafel, een beker bier in elke hand, zingend met de grote groep MacGils en McClouds. Ze sloegen met hun bekers op tafel en zwaaiden heen en weer, terwijl het bier over hun handen stroomde. Maar het kon Godfrey niet schelen. Hij was ver heen, zoals hij elke avond was geweest die week, en hij voelde zich goed.

Akorth en Fulton zaten aan weerszijden van hem, en terwijl hij om zich heen keek zag hij tot zijn grote tevredenheid de tientallen MacGils en McClouds om de tafel zitten. Voormalige vijanden die waren samengekomen voor dit drinkevenement dat hij had georganiseerd. Het had Godfrey een aantal dagen gekost om de Hooglanden uit te kammen en dit punt te bereiken. In het begin waren de mannen terughoudend geweest; maar toen Godfrey de biervaten tevoorschijn had getoverd, en toen de vrouwen, begonnen ze te komen.

Het was begonnen met slechts een paar mannen, die aan hun eigen kant van de hal waren gebleven. Maar zodra Godfrey de drinkruimte vol had gekregen, die hier op de top van de Hooglanden gevestigd was, waren de mannen losser geworden. Er was niets beter, wist Godfrey, dan de belofte van gratis bier om mannen tot elkaar te brengen.

Maar wat hen over de drempel had getrokken waren de vrouwen waar Godfrey hen aan had voorgesteld. Godfrey had al zijn connecties aan beide zijden van de Hooglanden ingeschakeld om de bordelen leeg te trekken, en hij had de vrouwen royaal betaald. Ze bevonden zich nu tussen de soldaten, zaten bij hen op schoot, en de mannen waren tevreden. De goedbetaalde vrouwen waren gelukkig, de mannen waren gelukkig, en de hele ruimte galmde van vreugde terwijl de mannen stopten met op elkaar te letten en zich in plaats daarvan op de alcohol en de vrouwen richtten.

Terwijl de avond vorderde, begon Godfrey gesprekken tussen MacGils en McClouds op te vangen. Ze werden vrienden, en maakten plannen om samen op patrouille te gaan. Het was precies het soort binding waarvoor zijn zus hem hierheen had gestuurd, en Godfrey was trots op zichzelf. Hij had het geflikt. En hij had er ook nog eens lol in gehad. Zijn wangen waren rozig van het bier. Er was iets aan dit McCloud bier, besefte hij; het was sterker aan deze kant van de Hooglanden, en het steeg recht naar je kop.

Godfrey wist dat er veel manieren waren om een leger sterker te maken, om mensen samen te brengen en om hen te besturen. De politiek was één manier; de regering was een andere; het opdringen van de wet was weer een andere. Maar geen van deze manieren raakten de mannen in hun hart. Godfrey wist hoe hij de gewone man moest bereiken. Hij was de gewone man. Hoewel hij wellicht de edelmoedigheid van de koninklijke familie had, was zijn hart altijd bij de massa geweest. Hij bezat een bepaalde wijsheid, ontstaan op straat, die al die ridders in glimmende zilveren wapenrustingen nooit zouden hebben. Zij stonden daar boven. En Godfrey bewonderde hen daarvoor. Maar Godfrey realiseerde zich ook dat er een bepaald voordeel zat aan eronder staan. Het gaf hem een ander perspectief op de menselijkheid—en soms had je beide perspectieven nodig om de mensen volledig te kunnen begrijpen. Tenslotte waren de grootste fouten die de Koning had gemaakt altijd ontstaan doordat hij niet dicht genoeg bij het volk had gestaan.

“Deze McClouds weten hoe ze moeten drinken,” zei Akorth.

“Ze stellen niet teleur,” voegde Fulton toe, terwijl er nog twee bekers op de tafel voor hen werden neergezet.

“Dit bier is sterk,” zei Akorth, en hij liet een luide boer.

“Ik mis thuis helemaal niet,” voegde Fulton toe.

Godfrey kreeg een duw in zijn ribben, en toen hij omkeek zag hij een paar McCloud mannen te wild doen, te hard lachen, dronken terwijl ze de vrouwen betastten. Deze McClouds, besefte Godfrey, waren ruwer dan de MacGils. De MacGils waren hard, maar de McClouds—er was iets aan hen, iets dat onbeschaafd was. Terwijl hij de ruime rondkeek, zag Godfrey dat de McClouds hun vrouwen net iets te stevig vasthielden, dat ze hun bekers bier net iets te hard op tafel sloegen. Er was iets aan deze mannen dat zorgde dat Godfrey gespannen hield, ondanks alle dagen die hij met hen had doorgebracht. Op de één of andere manier vertrouwde hij deze mensen niet helemaal. En hoe meer tijd hij met hen doorbracht, hoe meer hij begon te begrijpen waarom er zo’n afstand was tussen de twee clans. Hij vroeg zich af of ze ooit echt één konden zijn.

Het drinken bereikte een hoogtepunt, en er werden meer bekers rondgedeeld, twee keer zoveel als voorheen. De McClouds vertraagden niet, zoals soldaten doorgaans deden op dit punt. Ze dronken zelfs meer, teveel. Godfrey begon nerveus te worden.

“Denk je dat mannen ooit teveel kunnen drinken?” vroeg Godfrey aan Akorth.

Akorth snoof.

“Wat een duivelse vraag!” flapte hij eruit.

“Wat is er met jou aan de hand?” vroeg Fulton.

Godfrey keek nauwlettend toe terwijl een McCloud, die zo dronken was dat hij nauwelijks nog wat kon zien, tegen een groep soldaten aanstootte en hen tegen de grond liet gaan.

Er was even een pauze terwijl iedereen zich omdraaide naar de groep soldaten op de grond.

Maar toen sprongen de soldaten weer overeind, schreeuwend en lachend en juichend, en tot Godfreys opluchting gingen de festiviteiten weer verder.

“Denk jij dat ze genoeg hebben gehad?” vroeg Godfrey. Hij begon zich af te vragen of dit allemaal niet een slecht idee was.

Akorth keek hem botweg aan.

“Genoeg?” vroeg hij. “Bestaat er zoiets?”

Godfrey merkte dat hij zelf ook met een dubbele tong praatte, en zijn geest was niet zo scherp meer als hij zou willen. Toch begon hij het gevoel te krijgen dat er iets veranderde in de ruimte, alsof er iets niet helemaal in orde was. Het werd allemaal een beetje teveel, alsof iedereen zijn zelfbeheersing had verloren.

“Raak haar niet aan!” riep iemand ineens uit. “Ze is van mij!”

De stem klonk duister, gevaarlijk, en zorgde dat Godfrey zich omdraaide.

Aan de andere kant van de ruimte stond een MacGil soldaat te bekvechten met een McCloud; de McCloud legde één arm om het middel van de vrouw die bij de MacGil op schoot zat, en trok haar naar achteren.

“Ze was van jou. Nu is ze van mij! Zoek maar een ander!”

De MacGil kreeg een duistere uitdrukking op zijn gezicht, en hij trok zijn zwaard. Het distinctieve geluid sneed door de lucht, en deed iedereen omkijken.

“Ik zei, ze is van mij!” schreeuwde hij.

Zijn gezicht was fel rood, zijn haar nat van het zweet, en de hele ruimte keek toe, als aan de grond genageld door zijn dodelijke toon.

Het werd stil terwijl iedereen verstijfd toekeek. De McCloud, een grote, stevige man, grijnsde, greep de vrouw vast en duwde haar hardhandig opzij. Ze vloog struikelend en vallend de menigte in.

Het was duidelijk dat de McCloud niets om de vrouw gaf; iedereen zag nu dat hij uit was op bloed, niet op de vrouw.

De McCloud trok ook zijn zwaard.

“Het is jouw leven voor het hare!” zei de McCloud.

Soldaten gingen uit de weg zodat ze ruimte kregen om te vechten, en Godfrey zag dat iedereen gespannen werd. Hij wist dat hij er een eind aan moest maken, voor het uit zou lopen in oorlog.

Godfrey sprong over de tafel heen, uitglijdend over het bier, en rende door de ruimte naar de twee mannen toe, zijn handen voor zich uit gestrekt.

“Mannen!” riep hij. Hij probeerde gefocust te blijven, om helder na te denken, en hij had oprecht spijt van hoeveel hij had gedronken.

“We zijn allemaal mannen hier!” schreeuwde hij. “We zijn allemaal één volk! Eén leger! Er hoeft geen gevecht te komen! Er zijn genoeg vrouwen! Geen van jullie meende het!”

Godfrey wendde zich tot de MacGil, en hij stond daar, fronsend, met zijn zwaard in zijn handen.

“Als hij zich verontschuldigd, zal ik zijn excuses accepteren,” zei de MacGil.

De McCloud stond daar, verward, en ineens verzachtte zijn uitdrukking en er verscheen een glimlach op zijn gezicht.

“Dan biedt ik mijn excuses aan!” riep de McCloud uit, en hij stak zijn linkerhand uit.

Godfrey stapte opzij, en de MacGil schudde hem aarzelend zijn hand.

Op dat moment greep de McCloud de hand van de MacGil vast, trok hem naar zich toe, en dreef zijn zwaard door zijn borst heen.

“Ik verontschuldig me,” voegde hij toe, “voor het feit dat ik je niet eerder heb gedood! MacGil uitschot!”

De MacGil zakte slap in elkaar terwijl het bloed over de grond liep.

Hij was dood.

Godfrey stond daar, geschokt. Hij stond nauwelijks een halve meter bij hen vandaan, en hij had het gevoel alsof dit op de één of andere manier allemaal zijn schuld was. Hij had de MacGil ertoe aan gezet zijn aandacht te laten verslappen; hij was degene die had getracht om een wapenstilstand te onderhandelen. Hij was door deze McCloud verraden, en voor schut gezet ten aanzien van al zijn mannen.

Godfrey dacht niet helder na, en aangewakkerd door de drank, knapte er iets in hem.

In één snelle beweging boog Godfrey naar beneden, griste het zwaard van de dode MacGil van de grond, en stak de McCloud door zijn hart.

De McCloud staarde hem aan, zijn ogen wijd opengesperd van schrik, en zakte toen, met het zwaard nog in zijn borst, op de grond. Dood.

Godfrey keek naar zijn eigen bebloede hand, en hij kon niet geloven wat hij zojuist had gedaan. Het was de eerste keer dat hij ooit een man had gedood. Hij had nooit gedacht dat hij het in zich had.

Godfrey was niet van plan geweest om hem te doden; hij had er niet over na gedacht. Hij was door iets overvallen, iets dat diep in hem zat, een deel dat verlangde naar wraak voor de ongerechtigheid.

Plotseling brak er chaos uit. Van alle kanten begonnen mannen te schreeuwen en elkaar aan te vallen. Het geluid van zwaarden die getrokken werden vulde de kamer, en Gofrey voelde hoe hij door Akorth uit de weg werd geduwd, vlak voor een zwaard op het nippertje zijn hoofd miste. Een andere soldaat—Godfrey kon zich niet herinneren wie of waarom—greep hem vast en gooide over de houten tafel. Het laatste dat Godfrey zich herinnerde was dat hij over de tafel heen gleed, tot hij uiteindelijk op de vloer belandde en zijn hoofd stootte, wensend dat hij overal was behalve hier.

HOOFDSTUK ZES

Gwendolyn zat in haar rolstoel met Guwayne in haar armen, en zette zich schrap terwijl de wachters de deuren van haar moeders kamer openden en Thor haar naar binnen reed. De wachters van de voormalige Koningin bogen hun hoofd en stapten opzij. Gwen trok haar baby steviger tegen zich aan terwijl ze de duistere kamer binnen gingen. De ruimte was stil, benauwd, bedompt. Fakkels flikkerden zachtjes aan de muren. Ze kon de dood in de lucht voelen hangen.

Guwayne, dacht ze. Guwayne. Guwayne.

Ze herhaalde de naam stilletjes in haar hoofd, en trachtte zich op iets anders dan haar stervende moeder te concentreren. Terwijl ze eraan dacht, stelde de naam haar gerust en vulde haar met warmte. Guwayne. De wonderbaby. Ze hield nu al meer van deze baby dan ze kon zeggen.

Gwen wilde dat haar moeder hem zou zien voor ze stierf. Ze wilde dat haar moeder trots op haar was, en ze wilde haar moeders zegening. Ze moest het toegeven. Ondanks hun problematische verleden wilde Gwen vrede voor ze zou sterven. Ze was nu kwetsbaar, en het feit dat ze de afgelopen manen dichter tot haar moeder was gekomen zorgde alleen maar dat Gwen zich nog meer radeloos voelde.

Gwen voelde een steek in haar hart terwijl de deuren achter haar gesloten werden. Ze keek de kamer rond en zag een tiental bedienden bij haar moeder staan, mensen die ze van vroeger herkende, mensen die ook voor haar vader hadden gezorgd. De ruimte was gevuld met mensen. Het was een death watch. Aan haar moeders zijde stond natuurlijk Hafold, haar trouwe dienstmeid tot het einde. Ze liet niemand bij haar in de buurt komen.

Terwijl Thor Gwendolyn naar haar moeders bed reed, wilde Gwen opstaan en haar moeder een knuffel geven. Maar haar lichaam deed nog steeds pijn, en het lukte haar niet.

Dus in plaats daarvan strekte ze haar arm uit en pakte ze haar moeders pols vast. Die was ijskoud.

Op dat moment deed haar moeder langzaam een oog open. Haar moeder keek verrast en blij bij het zien van Gwen, en ze deed beide ogen open, en wilde iets zeggen.

Haar lippen vormden de woorden, maar ze kwamen er niet uit. Gwen begreep haar niet.

Haar moeder schraapte haar keel en gebaarde naar Hafold.

Hafold boog onmiddellijk en hield haar oor dichtbij de mond van de Koningin.

“Ja, mijn vrouwe?” vroeg Hafold.

“Stuur iedereen weg. Ik wil alleen zijn met mijn dochter en Thorgrin.”

Hafold wierp een korte, hatelijke blik op Gwen, en antwoordde: “Zoals u wilt, mijn vrouwe.”

Hafold begon onmiddellijk iedereen de kamer uit te werken; toen kwam ze terug en nam ze haar positie aan de zijde van de Koningin in.

“Alleen,” herhaalde de Koningin, en ze keek Hafold veelbetekenend aan.

Hafold keek haar verrast aan, wierp Gwen een jaloerse blik toe en stormde de kamer uit.

Gwen zat daar met Thor, opgelucht dat ze allemaal weg waren. De dood hing als een zware deken in de lucht. Gwendolyn kon het voelen—haar moeder zou niet veel langer meer bij haar zijn.

Haar moeder pakte Gwens hand vast, en Gwen kneep in de hare. Haar moeder glimlachte, en er liep een traan over haar wang.

“Ik ben blij om je te zien,” zei haar moeder. Ze was nauwelijks verstaanbaar.

Gwen stond op het punt in huilen uit te barsten en ze deed haar best om sterk te zijn, om haar tranen te bedwingen. Maar ze kon het niet helpen; ineens begonnen de tranen te stromen, en ze huilde en huilde.

“Moeder,” zei ze. “Het spijt me. Het spijt me zo, zo erg.”

Gwen werd overspoeld door verdriet om het feit dat ze niet hechter waren geweest. Ze hadden elkaar nooit helemaal begrepen. Hun persoonlijkheden hadden altijd gebotst, en ze waren het nooit met elkaar eens geweest. Gwen had spijt van hun relatie, zelfs al was het niet haar schuld. Nu ze erop terugkeek, wenste ze dat er iets was dat ze had kunnen zeggen of doen om het anders te maken. Maar ze hadden allebei aan weerszijden van het spectrum verkeerd. En het had altijd geleken alsof niets dat had kunnen veranderen. Ze waren gewoon twee totaal verschillende mensen, die vast zaten in een moeder-dochter relatie. Gwen was nooit de dochter geweest die zij had gewild, en de Koningin was nooit de moeder geweest die Gwen had gewild. Gwen vroeg zich af waarom ze samen in dit leven waren geplaatst.

Похожие книги


Все книги на сайте предоставены для ознакомления и защищены авторским правом