9781632912169
ISBN :Возрастное ограничение : 16
Дата обновления : 14.06.2023
INHOUD
HOOFDSTUK ÉÉN (#u918b723f-cf91-5d31-a017-744a62533e40)
HOOFDSTUK TWEE (#u1608cabe-58af-5e20-a6cd-5fe61d4f7ad2)
HOOFDSTUK DRIE (#u0159c582-eed1-5d88-9102-bfb4b60521ae)
HOOFDSTUK VIER (#ua3f0703d-2793-5063-a917-e9b9b847cb63)
HOOFDSTUK VIJF (#ub92bb796-56c4-522a-b4e6-42870e1711b2)
HOOFDSTUK ZES (#u0516e06d-78c2-5a2c-9074-b920d1c43c1b)
HOOFDSTUK ZEVEN (#ue376e516-fbdc-5861-be1f-db2f584c63d0)
HOOFDSTUK ACHT (#u4abf0de5-7fa0-50ee-9638-3324a0c4facc)
HOOFDSTUK NEGEN (#u0c73dbb2-850f-56aa-8f20-9219feb414f6)
HOOFDSTUK TIEN (#u9892ca88-d71f-52c7-a99e-041efce1cb1a)
HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK TWEEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK DRIEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK DERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK EENENDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDTUK TWEEГ‹NDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK DRIEГ‹NDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK VIERENDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK VIJFENDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ZESENDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK ACHTENDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK NEGENENDERTIG (#litres_trial_promo)
HOOFDSTUK VEERTIG (#litres_trial_promo)
“Wat is het dat u mij in vertrouwen wilt mededelen?
Als het iets is ten behoeve van het algemeen belang,
Plaats dan eer in één oog, en dood in het andere,
En ik zal beiden onpartijdig aankijken,
Want, en zo helpen mij de goden,
Eer is mij meer lief dan dat ik vrees voor de dood.”
--William Shakespeare
Julius Caesar
HOOFDSTUK ÉÉN
Thorgrin zat op de rug van Mycoples terwijl ze over het uitgestrekte platteland van de Ring naar het zuiden vlogen. Gwendolyn was daar ergens. Thor hield het Zwaard van het Lot stevig vast terwijl hij naar beneden keek. Onder zich zag hij het miljoenenleger van Andronicus, als een plaag van sprinkhanen die de Ring leek te verzwelgen. Hij voelde het Zwaard in zijn hand pulseren en wist dat het hem vertelde om de Ring te beschermen. Om de indringers te verdrijven. Het was bijna alsof het Zwaard hem vertelde wat hij moest doen—en Thor was meer dan bereid om naar het Zwaard te luisteren.
Spoedig zou hij terug vliegen en de indringers laten boeten. Nu het Schild hersteld was, zaten Andronicus en zijn mannen vast; er konden geen versterkingen uit het Rijk meer de Ring in, en Thor zou niet rusten tot hij alle troepen in de Ring had gedood.
Maar het was nu niet de tijd. Hij moest eerst naar zijn ware liefde, de vrouw waar hij naar had verlangd sinds hij de Ring had verlaten: Gwendolyn. Thor verlangde ernaar om haar weer te zien, om haar vast te houden, om te weten dat ze nog leefde. De ring van zijn moeder brandde in zijn shirt, en hij kon nauwelijks wachten om hem aan Gwendolyn te geven, om haar zijn liefde te verklaren, om haar ten huwelijk te vragen. Hij wilde dat ze wist dat er niets was veranderd tussen hen, ongeacht wat er met haar gebeurd was. Hij hield nog net zo veel van haar—meer zelfs—en dat moest ze weten.
Mycoples maakte een diep spinnend geluid, en Thor kon de vibraties door haar schubben heen voelen. Hij voelde dat Mycoples ook Gwendolyn wilde bereiken, voordat haar iets zou overkomen. Mycoples dook door de wolken heen en klapperde met haar enorme vleugels. Ze leek gelukkig hier, in de Ring, met Thor. Hun band werd steeds sterker, en Thor voelde dat Mycoples al zijn gedachten en wensen deelde. Alsof hij op een extensie van zichzelf zat.
Thors gedachten dwaalden af naar Gwendolyn. De woorden van de voormalige Koningin maalden door zijn hoofd, en hij kon ze niet van zich af zetten, hoe graag hij dat ook wilde. Haar onthulling had hem pijn gedaan, erger dan hij zich had kunnen voorstellen. Andronicus? Zijn vader?
Het was onmogelijk. Een deel van hem hoopte dat het niets meer was dan een wreed psychologisch spelletje van de voormalige Koningin, die hem tenslotte al sinds het begin had gehaat. Misschien was het een leugen, en had ze het hem alleen maar verteld om hem bij haar dochter uit de buurt te houden. Thor wilde dat wanhopig graag geloven.
Maar diep van binnen wist hij dat het waar was. Hoe graag hij ook wilde dat het niet zo was, op het moment dat ze het hem had verteld, had hij geweten dat Andronicus zijn vader was.
De gedachte hing als een nachtmerrie over hem heen. Hij had altijd stiekem gehoopt dat Koning MacGil zijn vader was, en dat Gwen op de één of andere manier niet zijn ware dochter was, zodat ze samen konden zijn. Thor had altijd gehoopt dat op de dag dat hij erachter zou komen wie zijn echte vader was, dat alle puzzelstukjes op zijn plek zouden vallen, dat zijn lotsbestemming duidelijk zou worden.
Erachter komen dat zijn vader geen held was, dat was één ding. Dat kon hij accepteren. Maar het feit dat zijn vader een monster was—de ergste van alle monsters—de man die Thor meer dan wie dan ook dood wilde hebben—het was teveel om te verwerken. Andronicus’ bloed stroomde door zijn aderen. Wat betekende dat voor Thor? Betekende dat dat hij ook voorbestemd was om een monster te worden? Betekende dat hij iets slechts in zich had? Was hij voorbestemd om zoals hij te worden? Of was het mogelijk dat hij anders was dan hij, ondanks het feit dat ze hetzelfde bloed deelden? Stroomde het lot door het bloed? Of maakte elke generatie zijn eigen lot?
Thor vroeg zich ook af wat het betekende voor het Zwaard van het Lot. Als de legende waar was—dat alleen een MacGil het kon hanteren—betekende dat dan dat Thor een MacGil was? En zo ja, hoe kon Andronicus dan zijn vader zijn? Of was Andronicus ook een MacGil?
Het ergste van alles was nog dat Thor geen idee had hoe hij het nieuws aan Gwendolyn moest vertellen. Hoe kon hij haar vertellen dat hij de zoon was van haar grootste vijand? Van de man die haar had aangevallen? Ze zou hem zeker haten. Ze zou Andronicus’ gezicht zien, elke keer dat ze Thor zag. En toch, Thor moest het haar vertellen—hij kon dit niet voor haar geheim houden. Zou het hun relatie ruïneren?
Thors bloed kookte van woede. Hij wilde Andronicus hiervoor laten boeten. Terwijl ze vlogen, keek Thor naar beneden. Hij wist dat Andronicus daar ergens was. Spoedig zou hij hem ontmoeten. Hij zou hem vinden. Hem confronteren. En dan zou hij hem doden.
Maar eerst moest hij Gwendolyn vinden. Terwijl ze over het Zuidelijke Bos vlogen, voelde Thor dat hij in de buurt kwam. Hij kreeg het gevoel dat haar iets afschuwelijks stond te overkomen.
Hij spoorde Mycoples aan om sneller te gaan, en voelde dat elk moment haar laatste zou kunnen zijn.
HOOFDSTUK TWEE
Gwendolyn stond alleen op de bovenste borstweringen van de Toren van Vluchtelingen, gekleed in de zwarte gewaden die de nonnen haar hadden gegeven. Het voelde alsof ze er al een eeuwigheid was. Ze was in stilte begroet. EГ©n non, haar gids, had slechts eenmaal gesproken om haar de regels uit te leggen: er mocht niet gesproken worden, en men mocht niet met elkaar communiceren. Elke vrouw hier leefde in haar eigen universum. Elke vrouw wilde met rust gelaten worden. Dit was een toren voor vluchtelingen, een plek voor wie wilde helen. Gwendolyn zou hier veilig zijn voor alle gevaren in de wereld. Maar ook alleen. Compleet alleen.
Gwendolyn begreep het allemaal maar al te goed. Zij wilde ook met rust gelaten worden.
Nu stond ze boven in de toren, uitkijkend over boomtoppen van het Zuidelijke Bos van de Ring, en ze voelde zich eenzamer dan ooit. Ze wist dat ze sterk moest zijn, dat ze een vechter was. De dochter van een Koning, en de vrouw—nou ja, bijna de vrouw—van een grote krijger.
Maar Gwendolyn moest toegeven dat hoewel ze er naar verlangde om sterk te zijn, haar hart en geest nog steeds open wonden hadden. Ze miste Thor verschrikkelijk en vreesde dat hij nooit meer naar haar terug zou keren. En zelfs als hij wel terug zou keren, vreesde ze dat hij niet meer bij haar zou willen zijn zodra hij erachter zou komen wat er met haar was gebeurd.
Gwen voelde zich verdoofd bij de gedachte dat Silesia verwoest was, dat Andronicus had gewonnen, en dat iedereen waar ze om gaf waarschijnlijk al gevangen of gedood was. Andronicus was overal. Hij had de Ring volledig in zijn macht en er was nergens meer een veilige plek. Gwen voelde zich hopeloos en uitgeput; veel te uitgeput voor iemand van haar leeftijd. Bovenal had ze het gevoel dat ze iedereen had teleurgesteld; het voelde alsof ze al teveel levens had geleid, en ze wilde niet meer.
Gwendolyn deed een stap naar voren, naar de rand van de borstweringen, voorbij waar ze eigenlijk zou moeten staan. Ze strekte langzaam haar armen uit. Ze voelde een koude windvlaag die haar bijna uit balans bracht. Ze keek naar beneden, naar de diepe afgrond.
Gwendolyn keek omhoog naar de lucht en dacht aan Argon. Ze vroeg zich af waar hij was. Zat hij gevangen in zijn eigen universum, vanwege haar? Ze zou er alles voor over hebben om hem nu te zien, om nog één keer zijn wijze woorden te horen. Misschien zou dat haar redden, en haar van gedachten doen veranderen.
Maar hij was weg. Ook hij had een prijs betaald, en hij kon niet terug.
Gwen sloot haar ogen en dacht aan Thor. Als hij nu hier was, zou dat alles kunnen veranderen. Als er nog maar één persoon leefde die oprecht van haar hield, dat zou dat haar een reden geven om te blijven leven. Ze tuurde naar de horizon, naar de snel bewegende wolken. Even dacht ze dat ze vaag, in de verte, het gebrul van een draak hoorde. Maar het was zo ver weg, zo zacht, ze moest het zich ingebeeld hebben. Het waren slechts haar gedachten die haar voor de gek hielden. Ze wist dat er geen draken waren in de Ring. Net zoals dat ze wist dat Thor ver weg was, voor altijd verdwaald in het Rijk, ergens op een plek waarvan hij nooit terug zou keren.
De tranen rolden over Gwens wangen terwijl ze aan hem dacht, aan het leven dat ze gehad zouden kunnen hebben. Hoe dichtbij het ooit was geweest. Ze dacht aan zijn gezicht, aan het geluid van zijn stem, aan zijn lach. Ze had zo zeker geweten dat ze onafscheidelijk waren, dat er nooit iets tussen hen zou kunnen komen.
“THOR!” schreeuwde Gwendolyn. Ze wenste met alles dat ze had dat hij naar haar terug zou keren.
Maar haar schreeuw werd meegevoerd door de wind en vervaagde. Thor was er niet meer.
Gwendolyn reikte naar het amulet dat Thor haar had gegeven, het amulet dat haar leven had gered. Ze wist dat haar enige kans verbruikt was. Nu waren er geen kansen meer.
Gwendolyn keek weer over de rand en zag haar vaders gezicht. Hij was omgeven door wit licht en lachte naar haar.
Ze leunde naar voren en liet één voet over de rand hangen. Ze sloot haar ogen en voelde de wind op haar huid. Daar hing ze, tussen twee werelden, tussen de levenden en de doden. Ze was nu nog in balans, maar ze wist dat de volgende windvlaag voor haar zou beslissen in welke richting ze zou gaan.
Thor, dacht ze. Vergeef me.
HOOFDSTUK DRIE
Kendrick reed voor het uitgestrekte en steeds groter wordende leger van MacGils, Silesianen en bevrijde boeren uit de Ring terwijl ze door de stadspoorten van Silesia barstten, de open weg op, richting het oosten, richting Andronicus’ leger. Naast hem reden Srog, Brom, Atme en Godfrey, en achter hen Reece, O’Connor, Conven, Elden, en Indra. Ze reden langs de verkoolde lichamen van duizenden soldaten van het Rijk, zwart en verstijfd door de adem van de draak; anderen waren gedood door het Zwaard van het Lot. Thor had golven van verwoesting losgelaten, als een eenmansleger. Kendrick bekeek vol verwondering de schade die hij had aangericht, verbijsterd over de omvang van Thors verwoesting, de kracht van Mycoples en het Zwaard van het Lot.
Kendrick verwonderde zich ook over de wending van gebeurtenissen. Slechts enkele dagen geleden waren ze allemaal gevangen geweest, gedwongen om hun nederlaag te accepteren; Thor was nog in het Rijk geweest, het Zwaard van het Lot niets meer dan een verloren droom, en ze hadden nauwelijks nog hoop gehad op hun terugkeer. Kendrick en de anderen waren gekruisigd, niet ver van de dood, en het had geleken alsof alles verloren was.
Maar nu reden ze als vrije mannen, als soldaten en ridders, aangemoedigd door Thors terugkeer. Het tij was gekeerd. Mycoples was een godsgeschenk geweest, een golf van verwoesting die uit de hemel was gekomen; Silesia was weer een vrije stad, en het platteland van de Ring was niet langer vergeven van soldaten van het Rijk, maar slechts met hun levenloze lichamen. De weg naar het oosten was bezaaid met lijken, zover het oog reikte.
Hoe bemoedigend dit alles ook was, Kendrick wist dat er aan de andere kant van de Hooglanden een half miljoen van Andronicus’ mannen op hen wachtten. Ze hadden hen tijdelijk terug weten te drijven, maar ze hadden hen nog niet verslagen. En Kendrick en de anderen waren niet van plan om in Silesia af te wachten tot Andronicus’ leger zou hergroeperen en weer zou aanvallen—en ze wilden hen ook geen kans geven om te ontsnappen en zich terug te trekken naar het Rijk. Het Schild was weer ingeschakeld, en ondanks het feit dat Kendrick en de anderen nog steeds in de minderheid waren, hadden ze nu in elk geval een kans. Nu was Andronicus’ leger op de vlucht, en Kendrick en de anderen waren vastberaden om de sliert aan overwinningen die Thor was begonnen voort te zetten.
Kendrick wierp een blik over zijn schouder naar de duizenden soldaten en vrije mannen die achter hem reden en zag de vastberadenheid op hun gezichten. Ze hadden allemaal geproefd van slavernij, van onderwerping, en nu kon hij zien hoe zeer ze het waardeerden om weer vrij te zijn. Niet alleen voor zichzelf, maar voor hun vrouwen en families. Ze waren allemaal verbitterd, vastberaden om Andronicus te laten boeten en ervoor te zorgen dat hij niet nog een keer zou aanvallen. Dit was een leger van mannen die bereid waren om tot de dood te vechten. Ze hadden steeds meer mannen bevrijd en absorbeerden een steeds groter groeiend leger.
Kendrick zelf was nog steeds herstellende van zijn tijd aan het kruis. Zijn lichaam was niet zo sterk als voorheen, en hij was zich nog steeds bewust van de pijn in zijn polsen en enkels, waar de ruwe touwen in zijn huid hadden gesneden. Hij keek naar Srog en Brom en Atme, en zag dat ook zij niet zo sterk waren als ze ooit waren geweest. De kruisiging had van hen allemaal zijn tol geГ«ist. Toch reden ze trots. Er ging niets boven een kans om te vechten voor wraak om je verwondingen even te vergeten.
Kendrick was dolblij dat zijn jongere broer Reece en de andere broeders van de Krijgsmacht waren teruggekeerd van hun missie, en weer aan zijn zijde reden. De afslachting van de Krijgsmacht in Silesia had hem verscheurd, en hun terugkeer bood hem troost. Hij was altijd al close geweest met Reece, en erg beschermend geweest. Hij had de rol van een tweede vader op zich genomen gedurende de tijden dat Koning MacGil het te druk had gehad. Op een bepaalde manier had het feit dat Kendrick Reece zijn halfbroer was hen alleen maar dichter tot elkaar gebracht; er was geen druk om close te zijn, ze waren naar elkaar toe gegroeid omdat ze daarvoor hadden gekozen. Kendrick was nooit zo close geweest met zijn andere jongere broers—Godfrey had zijn tijd in de taverne doorgebracht, en Gareth—wel, Gareth was Gareth. Reece was de enige van zijn broers geweest die de strijd had omarmd, die het leven wilde dat Kendrick had gekozen. Kendrick was trots op hem.
In het verleden was Kendrick altijd erg beschermend geweest als hij samen met Reece reed; maar sinds zijn terugkeer kon Kendrick zien dat Reece zelf een ware, geharde krijger was geworden. Hij voelde niet langer de noodzaak om hem in de gaten te houden. Hij vroeg zich af wat voor gevaren Reece in het Rijk moest hebben doorstaan om hem te transformeren in de geharde en vaardige krijger die hij nu was. Hij keek er naar uit om zijn verhalen aan te horen.
Kendrick was dolblij dat ook Thor weer terug was, en niet alleen omdat Thor hem had bevrijd, maar ook omdat hij Thor ontzettend graag mocht en hem respecteerde. Hij gaf om hem als een broer. Het beeld van Thors terugkeer met het Zwaard bleef door Kendricks hoofd malen. Hij kon het nog steeds niet bevatten. Het was iets waarvan hij nooit had gedacht dat hij het zou mogen aanschouwen; hij had nooit verwacht ook maar iemand het Zwaard van het Lot te zien optillen, laat staan Thor, zijn eigen schildknaap, een kleine, nederige jongen uit een boerendorpje aan de rand van de Ring. Een buitenstaander. En hij was niet eens een MacGil.
Все книги на сайте предоставены для ознакомления и защищены авторским правом