Морган Райс "Een Rite Van Zwaarden "

In EEN RITE VAN ZWAARDEN (boek #7 in de Tovenaarsring), worstelt Thor met zijn nalatenschap. Hij moet onder ogen zien te komen wie zijn vader is en besluiten of hij zijn geheim zal vertellen. Met Mycoples aan zijn zijde en het Zwaard van het Lot in zijn handen, is Thor vastberaden om wraak te nemen op Andronicus’ leger en zijn thuisland te bevrijden – en eindelijk Gwen ten huwelijk te vragen. Maar hij komt erachter dat er nog sterkere machten dan hij in het spel zijn. Gwendolyn keert terug om de heerseres te worden die ze voorbestemd is om te zijn, haar wijsheid te gebruiken om de troepen te verenigen en Andronicus voorgoed weg te drijven. Herenigd met Thor en haar broers, is ze dankbaar voor de kans om hun vrijheid te vieren. Maar de zaken veranderen snel – te snel – en voor ze het weet ligt haar leven weer overhoop. Ze raakt verwikkelt in de rivaliteit met haar oudere zuster, Luanda. Ondertussen arriveert MacGils broer met zijn eigen leger, eveneens vastberaden om de macht over te nemen. Er lijken overal spionnen en huurmoordenaars te zijn, en Gwen leert dat het allesbehalve veilig is om Koningin te zijn. Reece zijn liefde voor Selese krijgt eindelijk een kans om op te bloeien. Maar dan verschijnt zijn oude liefde, en hij wordt verscheurd door twijfels. Al snel worden de rustige tijden verstoord door oorlog. Reece, Elden, O’Connor, Conven, Kendrick en zelfs Godfrey moeten gezamenlijk ten strijde trekken als ze willen overleven. Het wordt een race tegen de klonk om Andronicus te verslaan en de Ring te redden van complete verwoesting. Terwijl de troepen strijden voor de macht over de Ring, realiseert Gwen dat ze moet doen wat ze kan om Argon te vinden en hem terug te halen. In een schokkende plotwending leert Thor dat hoewel zijn krachten superieur zijn, hij ook een verborgen zwakte heeft – één die hem wel eens het leven zou kunnen kosten. Zullen Thor en de anderen er in slagen om de Ring te bevrijden en Andronicus te verslaan? Zal Gwen de koningin worden die haar volk nodig heeft? Wat zal er terecht komen van het Zwaard van het Lot, van Erec, Kendrick, Reece en Godfrey? En wat is het geheim dat Alistair verbergt? EEN RITE VAN ZWAARDEN is een episch verhaal van vrienden en geliefden, rivalen en minnaars, ridders en draken, intriges en politieke machinaties, van volwassen worden, van gebroken harten, van bedrog, ambitie en verraad. Het is een verhaal van eer en moed, van lotsbestemming en tovenarij. Het is een fantasie die ons meeneemt naar een wereld die we nooit zullen vergeten, en die alle leeftijden zal aanspreken.

date_range Год издания :

foundation Издательство :Lukeman Literary Management Ltd

person Автор :

workspaces ISBN :9781632912169

child_care Возрастное ограничение : 16

update Дата обновления : 14.06.2023


Of wel?

Kendrick vroeg het zich af. Hij bleef denken aan de legende: alleen een MacGil kon het Zwaard hanteren. Diep van binnen moest Kendrick toegeven dat hij altijd had gehoopt dat hij zelf degene zou zijn om het Zwaard op te tillen. Hij had gehoopt dat het de ultieme stempel op zijn rechtmatigheid als een ware MacGil zou zijn, als de eerst geboren zoon. Hij had altijd gedroomd dat op de één of andere manier, op een dag, de omstandigheden hem de kans zouden bieden om het te proberen.

Maar die kans was hem nooit gegund, en hij misgunde het Thor niet. Kendrick was niet hebzuchtig; integendeel, hij bewonderde Thor. Hij begreep het alleen niet. Klopte de legende niet? Of was Thor een MacGil? Hoe kon dat? Tenzij Thor ook een zoon van MacGil was. Zijn vader had erom bekend gestaan buiten zijn huwelijk met vele vrouwen te hebben geslapen—hij zelf was daar het levende bewijs van.

Was dat soms de reden dat Thor zo snel Silesia was ontvlucht, nadat hij met zijn moeder had gesproken? Waar hadden ze het precies over gehad? Zijn moeder wilde er niets over loslaten. Het was de eerste keer dat zijn moeder iets voor hem geheim hield. Waarom uitgerekend nu? Wat was het geheim dat ze achterhield? Wat kon ze hebben gezegd dat ervoor had gezorgd dat Thor was weggerend, zonder een woord tegen hen te zeggen?

Het deed Kendrick denken aan zijn eigen vader, aan zijn eigen afkomst. Hoe graag hij ook wilde dat het anders was, hij brandde bij het idee dat hij onrechtmatig was, en voor de miljoenste keer vroeg hij zich af wie zijn ware moeder was. Hij had gedurende zijn leven verschillende geruchten gehoord over de vrouwen waar zijn vader mee had geslapen, maar hij had het nooit zeker geweten. Als de rust in de Ring weer was teruggekeerd—als die ooit zou terugkeren—zou Kendrick erachter komen wie zijn moeder was, nam hij zich voor. Hij zou haar confronteren. Hij zou haar vragen waarom ze hem had laten gaan, waarom ze nooit een deel van zijn leven was geweest. Hoe ze zijn vader had ontmoet. Hij wilde haar gewoon ontmoeten, haar gezicht zien; om te zien of hij op haar leek; en zodat ze hem kon vertellen dat hij wel rechtmatig was, net zo rechtmatig als iedereen.

Kendrick was blij dat Thor was vertrokken om Gwendolyn op te halen, maar een deel van hem wenste ook dat hij was gebleven. Ze waren zwaar in de minderheid en zouden het straks moeten opnemen tegen tienduizenden mannen van Andronicus. Kendrick wist dat ze Thor en Mycloples nu goed hadden kunnen gebruiken.

Maar Kendrick was een geboren en getogen krijger, en hij was niet iemand die anderen zijn strijd voor hem liet uitvechten. Hij deed wat zijn instinct hem vertelde dat hij moest doen: te paard gaan en zoveel mogelijk troepen van het Rijk uitschakelen, met zijn eigen mannen. Hij had geen speciale wapens zoals Mycoples of het Zwaard van het Lot, maar hij had zijn eigen twee handen, dezelfde handen die hij al had gebruikt sinds hij een kleine jongen was. En dat was altijd genoeg geweest.

Ze reden een heuvel op en toen ze de top bereikten, zag Kendrick aan de horizon een kleine MacGil stad liggen: Lucia. Het was de eerste stad ten oosten van Silesia. De weg was bezaaid met lijken van het Rijk, en het was duidelijk te zien dat Thors golf van verwoesting hier was geëindigd. In de verte kon Kendrick zien hoe een bataljon van Andronicus’ leger naar het oosten reed. Hij veronderstelde dat ze terugkeerden naar Andronicus’ kamp, aan de andere kant van de Hooglanden. Het grootste deel trok zich terug—maar ze hadden een divisie achtergelaten om Lucia te behouden. Er waren enkele duizenden van Andronicus’ mannen in de stad gestationeerd. Kendrick zag ook de inwoners van de stad, door de soldaten tot slaven gemaakt.

Kendrick herinnerde zich wat er met hen in Silesia was gebeurd, hoe ze waren behandeld, en hij verlangde naar wraak.

“AANVALLEN!” schreeuwde Kendrick.

Hij hief zijn zwaard hoog en achter hem rees het geschreeuw van duizenden soldaten op.

Kendrick spoorde zijn paard aan en als één galoppeerden ze van de heuvel, recht op Lucia af.

De twee legers bereidden zich voor op de confrontatie, en hoewel ze met gelijke aantallen waren, was er een groot verschil tussen hen. Deze achtergebleven divisie van Andronicus’ leger bestond uit indringers, terwijl Kendrick en zijn mannen bereid waren hun leven te geven om hun thuisland te beschermen.

Kendricks strijdkreet rees op terwijl ze op de poorten van Lucia af stormden. Ze verschenen zo snel dat enkele soldaten van het Rijk, die op wacht stonden, elkaar verward aankeken. Ze hadden duidelijk geen aanval verwacht. De soldaten van het Rijk draaiden zich om, renden door de poorten en begonnen verwoed aan de zwengels te draaien om het valhek omlaag te doen.

Maar ze waren niet snel genoeg. Een aantal van Kendricks boogschutters vuurden en doodden hen. Hun pijlen landden in hun borsten en ruggen. Kendrick wierp een speer, en Reece, die naast hem reed, volgde zijn voorbeeld. Kendrick raakte zijn doelwit—een grote krijger die op het punt stond een pijl af te vuren—en was onder de indruk toen hij zag dat Reece moeiteloos zijn doelwit raakte en zijn speer zich door het hart van een soldaat boorde. De poorten bleven open, en Kendricks mannen aarzelden geen seconde. Met een enorme strijdkreet galoppeerden ze onder het valhek door, recht op het hart van de stad af.

Het gekletter van metaal rees op terwijl Kendrick en de anderen hun zwaarden en bijlen en speren en hellebaarden tevoorschijn haalden en op de duizenden soldaten van het Rijk afreden. Kendrick bereikte hen als eerste. Hij hief zijn schild en blokkeerde een aanval, terwijl hij uithaalde met zijn zwaard en twee soldaten tegelijk doodde. Zonder te aarzelen draaide hij om zijn as en blokkeerde een zwaard, om vervolgens het zijne in de buik van een soldaat van het Rijk te steken. Terwijl de man stierf, dacht Kendrick aan wraak; hij dacht aan Gwendolyn, aan zijn mensen, aan alle mensen in de Ring die hadden geleden.

Reece, die naast hem reed, haalde uit met zijn strijdknots en raakte een soldaat tegen de zijkant van zijn hoofd, waardoor hij van zijn paard viel. Toen hief hij zijn schild en blokkeerde hij een zijlingse aanval. Hij zwaaide zijn strijdknots rond en schakelde ook die aanvaller uit. Elden, naast hem, galoppeerde naar voren en bracht zijn bijl neer op een soldaat die op Reece afkwam. Hij hakte in zijn borst, recht door zijn schild heen.

O’Connor vuurde met een dodelijke precisie zijn pijlen af, zelfs op korte afstand. Ondertussen wierp Conven zich in de strijd. Hij vocht roekeloos, en nam niet eens de moeite om zijn schild te gebruiken. Hij vocht met twee zwaarden en ging recht op de massa soldaten van het Rijk af, alsof hij wilde sterven. Maar wonder boven wonder stierf hij niet. Hij schakelde links en rechts soldaten uit.

Indra lag niet ver achter hen. Ze was onbevreesd, moediger zelfs dan de meeste mannen. Ze gebruikte haar dolk en haar sluwheid, en werkte zich als een vis door de rangen heen terwijl ze soldaten van het Rijk in hun keel stak. Ze dacht aan haar thuisland, aan hoe haar mensen hadden geleden onder de toorn van het Rijk.

Een soldaat van het Rijk haalde met zijn bijl uit naar Kendricks hoofd voor hij hem kon ontwijken; maar Kendrick hoorde een luid gekletter boven zijn hoofd en keek op naar zijn vriend Atme, die de aanval met zijn schild blokkeerde. Atme stak zijn korte speer in de maag van de aanvaller. Kendrick wist dat hij voor de zoveelste keer zijn leven had gered.

Terwijl een andere soldaat met een boog en pijl recht op Atme afkwam, reed Kendrick naar voren en sloeg hij met zijn zwaard de boog uit de handen van de soldaat, waardoor de pijl doelloos over Atme’s hoofd heen zeilde. Kendrick raakte de soldaat op de brug van zijn neus met het heft van zijn zwaard, waardoor de man van zijn paard viel en vrijwel meteen werd vertrapt. Nu stonden ze quitte.

En zo ging de strijd verder. Er vielen aan beide kanten mannen, maar het Rijk had de meeste slachtoffers. Kendricks mannen waren bezeten van woede en drongen steeds verder de stad binnen. Uiteindelijk vonden ze hun momentum en spoelden ze als een enorme golf door de stad. De mannen van het Rijk waren sterke krijgers, maar ze waren het niet gewend om zich te hoeven verdedigen; meestal waren zij degenen die aanvielen. Ze waren overrompeld. Al spoedig waren ze niet meer in staat om Kendricks leger tegen te houden. Ze werden teruggedreven en er vielen steeds meer mannen aan hun kant.

Na bijna een uur lang intens gevochten te hebben, trok het Rijk zich terug. Iemand aan hun kant blies op een hoorn, en ze begonnen zich om te draaien en gingen ervandoor, in een poging de stad te verlaten.

Kendrick en zijn mannen achtervolgden hen door de stad, de achterste poorten door.

De overgebleven troepen van het bataljon van het Rijk, nog enkele honderden mannen sterk, reden voor hun leven in een georganiseerde chaos. De bevrijde gevangenen in Lucia juichten. Kendricks mannen sneden hun touwen door en bevrijdden hen. De gevangenen verspilden geen tijd. Ze stripten de lichamen van hun wapens en renden naar de paarden van de gevallen soldaten van het Rijk, om ze te bestijgen en zich bij Kendricks mannen te voegen.

Kendricks leger was nu twee keer zo groot als bij hun aankomst in Lucia, en ze zetten de achtervolging in. O’Connor en de andere boogschutters slaagden er in om er een paar uit te schakelen, en hier en daar vielen wat soldaten van hun paard.

De achtervolging ging door, en net toen Kendrick zich begon af te vragen waar de soldaten van het Rijk heen vluchtten, bereikten ze de top van een heuvel. Beneden zich zag hij, genesteld in een vallei tussen twee heuvels, één van de grootste MacGil steden ten oosten van Silesia—Vinesia. Het was een substantiële stad, veel groter dan Lucia, met dikke stenen stadsmuren en versterkte ijzeren poorten. Nu begreep Kendrick waar de overgebleven troepen van het bataljon van het Rijk heen vluchtten. Deze stad was beschermd door tienduizenden van Andronicus’ mannen.

Kendrick en zijn mannen hielden halt op de heuvel en observeerden de situatie. Vinesia was een grote stad, en ze waren zwaar in de minderheid. Hij wist dat het roekeloos was om het te proberen, en dat het veiliger was om terug te keren naar Silesia en dankbaar te zijn voor de overwinning die ze hadden behaald.

Maar Kendrick was niet in de stemming voor veilige keuzes—en zijn mannen ook niet. Ze wilden bloed. Ze wilden wraak. En op deze dag deden kansen er niet langer toe. Het was tijd om de mannen van het Rijk te laten voelen waar de MacGils van gemaakt waren.

“AANVALLEN!” riep Kendrick.

Met een luide strijdkreet barstten de duizenden mannen naar voren en galoppeerden ze roekeloos van de heuvel af, op weg naar de grote stad en de nog grotere tegenstander, bereid om hun levens te geven, om het allemaal te riskeren voor eer en voor moed.

HOOFDSTUK VIER

Gareth hoestte en hijgde terwijl hij door het eenzame landschap strompelde. Zijn lippen waren gebarsten door het gebrek aan water, en hij had donkere kringen onder zijn ogen. De afgelopen dagen waren afschuwelijk geweest, en hij was er meer dan eens van overtuigd geweest dat zijn dagen geteld waren.

Gareth was in Silesia ter nauwer nood ontsnapt aan Andronicus’ mannen. Hij had zich verborgen in een geheime doorgang in de muur en afgewacht. Opgekruld als een rat in de duisternis had hij gewacht op het juiste moment. Het had gevoeld alsof hij er dagen had gezeten. Hij had alles gezien. Vol ongeloof had hij toegekeken hoe Thor was teruggekeerd op de rug van die draak, en al die mannen van het Rijk had gedood. In de verwarring en chaos die was ontstaan, had Gareth zijn kans gegrepen.

Terwijl niemand keek, was Gareth door de achterpoort uit Silesia ontsnapt. Hij had de weg naar het zuiden genomen, langs de rand van het Ravijn. Hij was dicht bij het bos gebleven om te zorgen dat niemand hem zou zien. Het had niet uitgemaakt—de wegen waren verlaten. Iedereen was in het oosten aan het vechten om de Ring. De weg was bezaaid met verkoolde lichamen van Andronicus’ mannen, en Gareth wist dat de strijd hier, in het zuiden, al gevochten was.

Gareth had zijn weg naar het zuiden vervolgd. Zijn instinct dreef hem terug naar het Koninklijk Hof—of wat er van over was. Hij wist dat het verwoest was door Andronicus’ mannen, dat het waarschijnlijk in puin lag, maar toch wilde hij erheen. Hij wilde zo ver mogelijk bij Silesia vandaan zien te komen en terugkeren naar de enige plek waar hij veilig was. De plek die iedereen had verlaten. De plek waar hij ooit had geheerst.

Nu, na dagen gelopen te hebben, verzwakt en ijlend van de honger, kwam Gareth eindelijk het bos uit en zag hij het Koninklijk Hof in de verte liggen. De muren waren nog intact, of in elk geval gedeeltelijk. De stad was bezaaid met de levenloze lichamen van Andronicus’ mannen, bewijs dat Thor hier was geweest. Afgezien daarvan was de stad verlaten. Het enige geluid was dat van de huilende wind.

Dat kwam Gareth goed uit. Hij was toch niet van plan om de stad binnen te gaan. Hij was hier gekomen voor een klein, verborgen gebouw dat zich net buiten de stadsmuren bevond. Het was een plek waar hij geregeld was heen gegaan toen hij nog klein was. Het was een circulaire, marmeren structuur, die slechts enkele meters boven de grond uit stak en versierd was met standbeelden op het dak. Het had er altijd eeuwenoud uitgezien, alsof het uit de aarde was gegroeid. Het was de crypte van de MacGils. De plek waar zijn vader was begraven—en zijn vader voor hem.

De crypte was de enige structuur waarvan Gareth zeker wist dat hij nog intact zou zijn. Wie zou er tenslotte de moeite nemen om een graftombe aan te vallen? Het was de enige overgebleven plek waar van hij wist dat niemand te moeite zou nemen om hem te zoeken. Het was een plek waar hij zich kon verbergen. Een plek waar hij alleen zou zijn. Een plek waar hij bij zijn voorvaderen kon zijn. En hoe erg Gareth zijn vader ook haatte, hij had nu vreemd genoeg de drang om bij hem in de buurt te zijn.

Gareth haastte zich door het open veld. Een koude windvlaag deed de rillingen over zijn lichaam lopen terwijl hij zijn gerafelde mantel strakker om zijn schouders trok. Hij hoorde de schrille kreet van een wintervogel, en toen hij omhoog keek zag hij het enorme zwarte beest hoog boven zich cirkelen. Het dier was ongetwijfeld op zoek naar zijn volgende maaltijd. Gareth kon het de vogel nauwelijks kwalijk nemen. Hij teerde op zijn laatste reserves, en hij zag er vast uit als een mooie maaltijd.

Eindelijk bereikte Gareth het gebouw. Hij greep de massieve, ijzeren hendel met twee handen vast en trok. Zijn wereld begon te draaien, en hij was misselijk van de uitputting. De deur kraakte, en het kostte hem al zijn kracht om de deur open te trekken.

Gareth haastte zich de duisternis in en sloeg de ijzeren deur achter zich dicht. De klap galmde door de ruimte.

Hij greep de fakkel aan de wand, waar hij wist dat hij zat, en stak hem aan. Hij had nu net genoeg licht om te zien waar hij heen ging. Gareth ging de treden af en daalde dieper de duisternis in. Hoe dieper hij ging, hoe kouder en tochtiger het werd. De wind floot door de smalle kieren. Het voelde alsof zijn voorouders naar hem huilden, alsof ze hem berispten.

“LAAT ME ALLEEN!” schreeuwde hij naar hen.

Zijn stem galmde door de crypte.

“JULLIE KRIJGEN SPOEDIG GENOEG WAT JE WIL!”

De wind bleef hardnekkig volhouden.

Gareth daalde af tot hij eindelijk de grote marmeren kamer betrad, waar zijn voorouders in marmeren sarcofagen lagen. Gareth liep met echoГ«nde voetstappen door de ruimte, naar het einde, waar zijn vader lag.

De oude Gareth zou zijn vaders sarcofaag aan diggelen hebben geslagen. Maar nu begon hij, om de één of andere reden, een affiniteit voor hem te voelen. Hij begreep het niet. Misschien kwam het doordat de opium uitwerkte; of omdat hij wist dat hij zelf ook spoedig zou sterven.

Gareth leunde over de sarcofaag en boog zijn hoofd. Tot zijn eigen verassing begon hij te huilen.

“Ik mis u, vader,” jammerde Gareth. Zijn stem echode in de leegte.

Hij huilde en huilde en de tranen stroomden over zijn wangen, tot uiteindelijk zijn knieГ«n het begaven en hij zich in zijn uitputting op de grond liet zakken, leunend tegen de tombe. Gareth legde de fakkel naast zich neer. De vlam werd steeds kleiner, een klein lichtje dat op het punt stond te worden opgeslokt door de duisternis. Gareth wist dat ook hij spoedig door de duisternis verzwolgen zou worden. En dan zou hij eindelijk bij zijn geliefde familie zijn.

HOOFDSTUK VIJF

Steffen liep somber over de eenzame bosweg. Het was hartverscheurend geweest om Gwendolyn zo achter te laten in de Toren van Vluchtelingen. Ze was de vrouw die hij had gezworen te beschermen. Zonder haar was hij niets. Sinds hij haar had ontmoet, had hij eindelijk het gevoel gehad dat hij weer een doel had in het leven: om over haar te waken, om zijn leven aan haar te wijden, als dank voor het feit dat ze hem, een simpele bediende, de kans had gegeven om iets van zijn leven te maken; en bovenal voor het feit dat ze de eerste persoon in zijn leven was die hem niet had veracht en onderschat op basis van zijn uiterlijk.

Steffen was trots dat hij haar had kunnen helpen om veilig de Toren te bereiken. Maar sinds hij haar daar had achtergelaten, voelde hij zich leeg van binnen. Waar moest hij nu heen gaan? Wat moest hij doen?

Nu hij haar niet meer hoefde te beschermen, voelde hij zich doelloos. Hij kon niet terug naar het Koninklijk Hof of naar Silesia: Andronicus had beide steden bezet, en hij herinnerde zich de vernieling die hij had gezien toen hij uit Silesia was gevlucht nog maar al te goed. Al zijn mensen waren tot slaven gemaakt. Het zou geen deugd zijn om terug te keren. Daarbij wilde Steffen niet te ver bij Gwendolyn uit de buurt gaan.

Steffen had al uren lang gelopen, tot hij ineens wist waar hij heen most. Hij volgde de landweg naar het noorden en ging een heuvel op. Vanaf zijn uitkijkpunt zag hij een klein dorpje in de verte liggen. Hij liep erheen, en toen hij zich omdraaide zag hij dat dit dorp precies had wat hij nodig had: een perfect uitzicht op de Toren van Vluchtelingen. Als Gwendolyn de Toren ooit zou verlaten, dan wilde hij in de buurt zijn om haar te vergezellen. Tenslotte had hij trouw gezworen aan haar. Niet aan een leger of aan een stad, maar aan haar. Zij was zijn natie.

Steffen besloot dat hij in het kleine, bescheiden dorpje zou blijven, zodat hij altijd een oogje kon houden op de Toren van Vluchtelingen. Terwijl hij door de poorten liep, zag hij dat het een onbeduidend, arm dorp was. Het lag in de verste buitenwijken van de Ring, zo diep verborgen in het Zuidelijke Bos dat Andronicus’ mannen waarschijnlijk niet eens de moeite zouden nemen om hierheen te komen.

Steffen zag tientallen dorpelingen naar hem staren. Hun gezichten waren getekend door onwetendheid en een gebrek aan medeleven. Ze gaapten hem aan met de bekende verachtende, spottende blikken die hij al kende sinds zijn geboorte. Hij voelde hun ogen branden.

Steffen wilde zich omdraaien en wegrennen, maar hij dwong zichzelf om het niet te doen. Hij moest dicht bij de Toren blijven, en voor Gwendolyn zou hij alles doen.

EГ©n van de dorpelingen, een potige man van een jaar of veertig, net als de anderen gekleed in vodden, liep op hem af.

“Wat hebben we hier, een soort misvormde man?”

De anderen lachten en liepen ook naar hem toe.

Steffen bleef kalm. Hij had een dergelijke begroeting wel verwacht. Hij had ondervonden dat hoe provincialer de mensen waren, hoe meer ze ervan genoten om hem te bespotten.

Steffen verzekerde zichzelf ervan dat zijn boog klaar was, voor het geval deze dorpelingen niet alleen wreed maar ook gewelddadig waren. Hij wist dat hij meerdere van hen in een oogwenk uit kon schakelen als het nodig was. Maar hij was hier niet voor geweld. Hij was hier om onderdak te vinden.

“Het lijkt erop dat hij meer is dan zomaar een freak, nietwaar?” vroeg een ander, terwijl hij omgeven werd door een steeds groter wordende groep dorpelingen.

“Aan zijn markeringen te zien wel,” zei een ander. “Dat ziet er uit als een koninklijke wapenrusting.”

“En die boog—dat is mooi leer.”

“Om nog maar niet te spreken over de pijlen. Gouden pijlpunten, of niet?”

Ze stopten een paar meter bij hem vandaan en keken hem dreigend aan. Ze herinnerden hem aan de pestkoppen die hem als kind hadden getreiterd.

“Dus, wie ben je, freak?” zei één van hen.

Steffen haalde diep adem, vastberaden om kalm te blijven.

“Ik heb geen kwaad in de zin,” begon hij.

De groep barstte in lachen uit.

“Kwaad? Jij? Wat voor kwaad zou jij ons kunnen aandoen?”

“Je zou onze kippen nog niet eens iets kunnen doen!” lachte een ander.

Het gelach zwol aan en Steffen kleurde rood; maar hij liet zich niet provoceren.

“Ik heb onderdak en voedsel nodig. Ik heb eeltige handen en een sterke rug. Geef me een taak, en ik zal niemand lastig vallen. Ik heb niet veel nodig. Niet meer dan een andere man.”

Steffen wilde zichzelf weer verliezen in simpel werk, zoals hij al die jaren in de kelder van Koning MacGil had gedaan. Het zou hem afleiding bieden. Hij kon hard werken en een anoniem leven leiden, zoals hij had gedaan voordat hij Gwendolyn had ontmoet.

“Jij noemt jezelf een man?” riep één van hen lachend uit.

“Misschien kunnen we hem gebruiken,” riep een ander uit.

Steffen keek hem hoopvol aan.

“Om te vechten tegen onze honden of onze kippen!”

Ze lachten allemaal.

“Dat zou ik wel willen zien!”

“Er is daarbuiten een oorlog gaande, voor het geval jullie het niet gemerkt hadden,” zei Steffen koeltjes. “Ik weet zeker dat zelfs een provinciaal dorpje als dit wel wat extra handen kan gebruiken bij het handhaven van de provisies.”

De dorpelingen keken elkaar verbaasd aan.

“Natuurlijk weten we van de oorlog,” zei één van hen, “maar ons dorp is te klein. De legers nemen de moeite niet eens om hier heen te komen.”

“De manier waarop je praat bevalt me niets,” zei een ander. “Zo chique? Het klinkt alsof je een educatie hebt gehad. Denk je soms dat je beter bent dan ons?”

“Ik ben niet beter een ander,” zei Steffen.

“Dat lijkt me duidelijk,” lachte een ander.

“Genoeg met die onzin!” riep één van de dorpelingen op serieuze toon.

Hij liep naar voren en duwde de anderen uit de weg. Hij was ouder dan de rest en zag eruit als een serieuze man. De menigte zweeg in zijn aanwezigheid.

“Als je meent wat je zegt,” zei de man in zijn diepe stem, “ik kan wel een extra paar handen gebruiken in mijn molen. Het betaalt een zak graan en kan met water per dag. Je kunt in de schuur slapen, bij de rest van de jongens. Als je het daar mee eens bent, zal ik je aannemen.”

Steffen knikte terug, en was blij om eindelijk een serieuze man aan te treffen.

“Ik vraag om niets meer,” zei hij.

Все книги на сайте предоставены для ознакомления и защищены авторским правом