Морган Райс "Een Smidsvuur van Moed "

Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer. The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken) De #1 Bestverkopende serie, met meer dan 400 vijf sterren reviews op Amazon! EEN SMIDSVUUR VAN MOED is boek #4 in Morgan Rice’ bestverkopende epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS (dat begint met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN, een gratis download) ! Na op het randje van de dood gebalanceerd te hebben, keert Kyra in EEN SMIDSVUUR VAN MOED langzaam terug, genezen door Kyle’s liefde en mysterieuze kracht. Terwijl hij zich voor haar opoffert, krijgt ze haar krachten terug – maar daar moet ze een prijs voor betalen. Ze smeekt Alva om haar het geheim over haar afkomst te vertellen, en eindelijk geeft hij meer prijs over haar moeder. Kyra krijgt de kans om de bron van haar kracht te vinden en moet een belangrijke beslissing maken: haar training afmaken of haar vader helpen, die wegkwijnt in de kerker van de hoofdstad, wachtend op zijn executie. Aidan doet er, samen met Motley, alles aan om zijn vader te redden uit de gevaarlijke hoofdstad. Ondertussen, aan de andere kant van het koninkrijk, ontdekt Merk iets verbijsterends in de Toren van Ur, en moet hij zich schrap zetten voor een enorme invasie van trollen. Ze omsingelen zijn Toren, en hij moet samen met de andere Wachters de strijd aan gaan om het meest waardevolle relikwie van zijn land te beschermen. Dierdre raakt verstrikt in een volwaardige Pandesiaanse invasie in Ur. Terwijl haar geliefde stad wordt verwoest, moet ze beslissen of ze zal ontsnappen, of dat ze voor de laatste keer de heldin uit zal hangen. Ondertussen zeilt Alec met zijn cryptische nieuwe vriend naar een land waar hij nog nooit is geweest, een land dat zelfs nog mysterieuzer is dan zijn kameraad. Daar zal hij uiteindelijk meer te weten komen over zijn lotsbestemming – en de laatste hoop voor Escalon. EEN SMIDSVUUR VAN MOED heeft een sterke setting en complexe personages. Het is een meeslepend verhaal over ridders en krijgers, over koningen en heren, over eer en moed, over magie, het lot, monsters en draken. Het is een verhaal over liefde en gebroken harten, over misleiding, ambitie en verraad. Het is fantasy op zijn best, en nodigt ons uit in een wereld die ons voor altijd bij zal blijven, een wereld die alle leeftijden zal aanspreken. Boek #5 in KONINGEN EN TOVENAARS zal binnenkort verschijnen. Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel. Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over De Opkomst van de Draken)

date_range Год издания :

foundation Издательство :Lukeman Literary Management Ltd

person Автор :

workspaces ISBN :9781632914712

child_care Возрастное ограничение : 16

update Дата обновления : 14.06.2023


Duncan durfde niet te vragen wat het was, maar Enis glimlachte breed en kwam nog dichterbij.

“Je dochter,” fluisterde hij.

Duncans ogen sperden zich open.

“Dacht je nu echt dat je haar voor me verborgen kon houden?” drong Enis aan. “Op dit moment zijn de Pandesianen haar al op het spoor. En dat geschenk zal mijn machtspositie verzekeren.”

Duncans boeien ratelden terwijl hij met al zijn macht vocht om los te breken. Hij was gevuld met een ondraaglijke wanhoop.

“Waarom ben je hier?” vroeg Duncan. Hij voelde zich te oud. Zijn stem klonk gebroken. “Wat wil je van me?”

Enis grijnsde. Hij zweeg een lange tijd, en toen zuchtte hij.

“Ik geloof dat mijn vader iets van je wilde,” zei hij langzaam. “Hij zou die deal niet hebben gesloten als dat niet zo was. Hij bood je een grote overwinning op de Pandesianen—en in ruil daarvoor wilde hij iets van jou. Wat? Wat was het? Wat voor geheim hield hij verborgen?”

Duncan staarde hem resoluut aan. Het kon hem niets meer schelen.

“Je vader vroeg me inderdaad om een gunst,” zei hij. Hij wilde het erin wrijven. “Iets eervols en heiligs. Iets dat hij alleen aan mij kon toevertrouwen. Niet aan zijn eigen zoon. Nu weet ik waarom.”

Enis lachte spottend en liep rood aan.

“Als mijn mannen ergens voor gestorven zijn,” vervolgde Duncan, “dan was het voor deze eer, voor dit vertrouwen—voor de belofte die ik nooit zal breken. En dat is waarom je zijn geheim nooit zal weten.”

Enis’ gezicht betrok, en Duncan zag tot zijn genoegen dat hij woedend was.

“Je wil nog steeds de geheimen van mijn dode vader bewaren, de man die jou en je mannen verraden heeft?”

“Jij hebt me verraden,” corrigeerde Duncan, “niet hij. Hij was een goede man die ooit een fout heeft gemaakt. Jij daarentegen, bent niets. Je bent slechts een schim van je vader.”

Enis keek hem dreigend aan. Hij ging langzaam rechtop staan, leunde voorover, en spoog naast Duncan op de grond.

“Je gaat me vertellen wat hij wilde,” hield hij vol. “Wat—of wie—hij probeerde te beschermen. Als je dat doet, zal ik wellicht genade hebben en je vrijlaten. Zo niet, dan zal ik je niet alleen persoonlijk naar de galg escorteren, maar ik zal er ook op toezien dat je de meest gruwelijke dood sterft die je je kunt voorstellen. De keus is aan jou, en er is geen weg terug. Denk goed na, Duncan.”

Enis draaide zich om, maar Duncan riep hem na.

“Je mag mijn antwoord nu hebben als je wil,” antwoordde Duncan.

Enis draaide zich om, een tevreden glimlach op zijn gezicht.

“Ik kies de dood,” antwoordde hij. En voor het eerst slaagde hij erin om te glimlachen. “Tenslotte is mijn dood niets vergeleken met eer.”

HOOFDSTUK TWEE

Dierdre veegde het zweet van haar voorhoofd en ging ineens rechtop zitten, opgeschrikt door een donderend geluid. Het was een uitgesproken geluid, een geluid dat haar gespannen maakte, een geluid dat boven het gehamer op de aambeelden heen rees. Alle mannen en vrouwen om haar heen stopten ook. Ze legden hun onafgemaakte wapens neer en keken verward op.

Het klonk weer, als onweer dat met de wind werd meegevoerd, alsof de aarde werd verscheurd.

En toen nog eens.

Toen besefte Dierdre was het waren: ijzeren klokken. Ze joegen haar angst aan terwijl ze keer op keer luidden, galmend door de stad. Het waren klokken van waarschuwing, van gevaar. Oorlogsklokken.

De mensen van Ur sprongen op van hun tafels en stormden de smederij uit, benieuwd naar wat er aan de hand was. Dierdre was de eerste die naar buiten rende, vergezeld door haar meisjes en op de voet gevolgd door Marco en zijn vrienden. Ze liepen de straten op, die overspoeld werden door bezorgde burgers. Ze baanden zich een weg naar de kanalen om beter zicht te krijgen. Dierdre zocht overal, in de verwachting haar stad overspoeld te zien worden met schepen en soldaten. Maar ze zag niets.

Ze ging op weg naar de enorme wachttorens bij de rand van de Zee van Verdriet om een beter zicht te krijgen.

“Dierdre!”

Ze draaide zich om en zag haar vader en zijn mannen. Ook zij waren op weg naar de wachttorens. Alle vier de torens luidden hun klokken, iets dat nog nooit was voorgekomen. Het was alsof de dood zelf naderde.

Dierdre voegde zich bij haar vader en ze renden door de straten. Ze gingen een serie stenen treden op tot ze de top van de stadsmuur bereikten, bij de rand van de zee. Ze stopte, verbijsterd door wat ze voor zich zag.

Het was alsof haar ergste nachtmerrie tot leven was gekomen. Het was een aanblik waarvan ze had gehoopt het nooit te hoeven aanschouwen: de hele zee was tot aan de horizon gevuld met zwart. De zwarte schepen van Pandesia leken de hele wereld te bedekken. En wat nog het ergste was, ze voeren recht op haar stad af.

Dierdre stond verstijfd, starend naar de naderende dood. Ze zouden zich met geen mogelijkheid kunnen verdedigen tegen een vloot van dat formaat. Niet met hun kettingen, en niet met hun zwaarden. Wanneer de eerste schepen de kanalen zouden bereiken, zouden ze hen naar de flessenhals kunnen lokken en hen misschien vertragen. Ze zouden honderden, misschien duizenden soldaten kunnen doden.

Maar geen miljoenen.

Dierdre voelde haar hart in tweeГ«n scheuren terwijl ze zich omdraaide en dezelfde stille paniek op de gezichten van haar vader en zijn soldaten zag. Haar vader hield zich groot in het bijzijn van zijn mannen, maar ze kende hem al langer dan vandaag. Ze kon het fatalisme in zijn ogen zien, ze zag het licht doven. Daar stonden ze dan, aan de rand van hun grote, eeuwenoude stad, en ze keken de dood recht in de ogen.

Naast haar keken Marco en zijn vrienden angstig naar de zee. Maar ze zag ook resolutie in hun ogen. Geen van hen vluchtte. Ze liet haar blik over de zee van gezichten glijden, op zoek naar Alec, maar ze zag hem nergens. Ze vroeg zich af waar hij kon zijn. Hij zou toch zeker niet gevlucht zijn?

Dierdre bleef staan en verstevigde haar greep op haar zwaard. Ze had geweten dat de dood in aantocht was—ze had hem alleen nog niet zo snel verwacht. Maar ze wilde niet meer vluchten.

Haar vader draaide zich naar haar om en greep haar bij haar schouders.

“Je moet de stad verlaten,” eiste hij.

Dierdre zag de vaderlijke liefde in zijn ogen, en het raakte haar diep.

“Mijn mannen zullen je escorteren,” voegde hij toe. “Ze kunnen je hier ver vandaan krijgen. Ga nu! En denk aan me.”

Dierdre veegde een traan weg toen ze zag hoe liefdevol haar vader naar haar keek. Ze schudde haar hoofd en schudde zijn handen van zich af.

“Nee, Vader,” zei ze. “Dit is mijn stad, en ik zal sterven aan je—”

Voor ze haar zin kon afmaken sneed er een afschuwelijke explosie door de lucht. Eerst dacht ze dat het weer klokken waren, maar toen drong het tot haar door—kanonvuur. Niet één kanon, maar honderden.

De schokgolven alleen al brachten Dierdre uit balans. Ze gingen met zoveel kracht door de atmosfeer heen dat ze het gevoel had dat haar oren van haar hoofd af werden gereten. Toen kwam het hoge gefluit van de kanonskogels. Ze keek uit naar de zee en werd overspoeld door een golf van paniek toen ze honderden enorme kanonskogels, als ijzeren ketels in de lucht, recht op haar geliefde stad zag afvliegen.

Er volgde een geluid dat nog erger was dan het laatste: het geluid van gesteente dat door ijzer werd verbrijzeld. De ene explosie na de andere deed de lucht rommelen. Dierdre struikelde en viel terwijl om haar heen de grote gebouwen van Ur, architecturale meesterwerken, monumenten die al duizenden jaren overeind stonden, vernietigd werden. De stenen gebouwen, kerken, uitkijktorens, fortificaties, kantelen—alles werd door de kanonskogels tot puin geslagen. Ze stortten voor haar ogen in elkaar.

Er kwam een lawine van puin naar beneden terwijl het ene na het andere gebouw tegen de grond ging.

Het was weerzinwekkend. Terwijl Dierdre over de grond rolde zag ze hoe een dertig meter hoge stenen toren om begon te vallen. Ze was hulpeloos, en kon niets doen behalve toekijken hoe de honderden mensen die onder de toren stonden opkeken en het uitschreeuwden van doodsangst terwijl de stenen muur hen verpletterde.

Er volgde nog een explosie.

En nog één.

En nog één.

Overal om haar heen explodeerden gebouwen. Duizenden mensen werden verpletterd in enorme pluimen van stof en puin. Rotsen rolden als kiezelsteentjes door de stad heen terwijl gebouwen tegen elkaar aan vielen en afbrokkelden terwijl ze op de grond belandden. En de kanonskogels bleven maar komen. Ze beukten door het ene gebouw na het andere en veranderden de ooit zo majestueuze stad in een berg puin.

Dierdre krabbelde overeind en keek versuft om zich heen. Haar oren suisden. Tussen de stofwolken door zag ze straten die bezaaid waren met lijken en bloedplassen. Het was alsof de hele stad in één klap was weggevaagd. Ze keek uit naar de zee, zag de duizenden schepen die klaar waren om aan te vallen, en besefte dat al hun voorbereidingen voor niets waren geweest. Ur was al vernietigd, en de schepen waren nog niet eens bij de kust. Wat zouden al die wapens, al die kettingen met ijzeren punten, nu kunnen uithalen?

Dierdre hoorde gekreun. Ze keek om en zag één van de dappere mannen van haar vader, een man waar ze ooit zielsveel van had gehouden, op slechts enkele meters bij haar vandaan liggen, dood. Verpletterd door een berg puin die op haar geland was als ze niet was gestruikeld. Ze wilde hem helpen—toen de lucht weer begon te trillen door het lawaai van een nieuwe lading kanonskogels.

En toen nog één.

Er volgde een suizend geluid, toen meer explosies, meer vallende gebouwen. Het puin stapelde zich op en er stierven nog meer mensen. Ze werd weer uit balans gebracht; een stenen muur stortte naast haar in elkaar en miste haar maar net.

Er kwam een tijdelijke stilte in het vuren, en Dierdre ging staan. Een muur van puin blokkeerde nu haar zicht op de zee, maar ze voelde dat de Pandesianen dichtbij waren, bij het strand. Dat was waarom ze waren gestopt met vuren. Er hingen enorme stofwolken in de lucht, en de griezelige stilte werd alleen verstoord door het kreunen van de gewonden om haar heen. Ze keek om en zag Marco naast zich die het uitschreeuwde terwijl hij probeerde het lichaam van één van zijn vrienden onder het puin vandaan te trekken. Dierdre keek naar beneden en zag dat de jongen al dood was, verpletterd onder de muur van wat ooit een tempel was geweest.

Ze herinnerde zich haar meisjes en draaide zich om, en was er kapot van toen ze zag dat meerdere van hen ook verpletterd waren. Drie van hen hadden het overleefd, en waren nu bezig om anderen te helpen.

Het geschreeuw van de Pandesianen, die te voet het strand op kwamen, rees op. Dierdre dacht aan het aanbod van haar vader, en wist dat zijn mannen haar nog steeds hiervandaan zouden kunnen krijgen. Ze wist dat hier blijven haar dood zou betekenen—maar dat was wat ze wilde. Ze zou niet vluchten.

Haar vader stond naast haar, een snee op zijn voorhoofd. Hij rees op uit het puin, trok zijn zwaard, en leidde zijn mannen onbevreesd het strand op. Trots besefte ze dat hij op weg was om de vijand te ontmoeten. Het zou nu een gevecht te voet worden. Honderden mannen verzamelden zich en stormden met zoveel onbevreesdheid naar voren dat het haar vulde met trots.

Ze ging hem achterna. Ze trok haar zwaard en beklom de enorme rotsen die voor haar lagen, klaar om aan zijn zijde te vechten. Ze krabbelde naar de top en stopte, verbijsterd door wat ze voor zich zag. Duizenden Pandesiaanse soldaten in gele en blauwe wapenrustingen vulden het strand en stormden op de berg puin af. Deze mannen waren goed getraind, goed bewapend en goed uitgerust—in tegenstelling tot de mannen van haar vader, die slechts met een paar honderd waren. Zij hadden zelfgemaakte wapens en veel van hen waren nu al gewond.

Het zou een slachtpartij worden.

Toch wilde haar vader niet omkeren. Ze was nog nooit zo trots op hem geweest als op dat moment. Daar stond hij, zo trots, met zijn mannen om zich heen. Ze waren allemaal klaar om naar beneden te stormen en de vijand te ontmoeten, ondanks het feit dat het een zekere dood betekende. Voor haar was het de belichaming van moed.

Voor hij afdaalde draaide hij zich om en keek Dierdre vol liefde aan. Er was een vaarwel in zijn ogen, alsof hij wist dat hij haar nooit meer zou zien. Dierdre begreep het niet—ze had haar zwaard in haar handen, en stond klaar om samen met hem aan te vallen. Waarom zou hij nu dan afscheid van haar nemen?

Ineens voelde ze hoe ze door sterke handen werd vastgegrepen en naar achteren werd getrokken. Ze draaide zich om en voelde hoe ze door twee van haar vaders vertrouwde commandanten werd vastgegrepen. Een groep van zijn mannen greep haar drie overgebleven meisjes, en Marco en zijn vrienden. Ze worstelde en protesteerde, maar het was zinloos.

“Laat me gaan!” schreeuwde ze.

Ze negeerden haar protesten en sleepten haar mee. Dit was duidelijk op bevel van haar vader. Ze ving nog een laatste glimp van haar vader op voor hij zijn mannen met een luide strijdkreet de berg puin afleidde.

“Vader!” schreeuwde ze.

Ze voelde zich verscheurd. Net toen ze weer bewondering had voor de vader waar ze zo van hield, werd hij haar weer afgenomen. Ze wilde wanhopig graag bij hem zijn. Maar hij was al weg.

Dierdre werd in een kleine boot gegooid en de mannen begonnen onmiddellijk te roeien, weg van de zee. De boot baande zich een weg door de kanalen, richting een geheime doorgang in één van de muren. Voor hen doemde een laag stenen gewelf op, en Dierdre zag meteen waar ze heen gingen: de ondergrondse rivier. Er liep een stevige stroming aan de andere kant van die muur, een stroming die hen ver bij de stad vandaan zou brengen. Ze zou ergens vele kilometers hier vandaan boven komen, veilig en wel.

Haar meisjes keken haar aan, alsof ze zich afvroegen wat ze moesten doen. Dierdre nam een besluit. Ze deed alsof ze met het plan akkoord ging, zodat ze allemaal zouden gaan. Ze wilden dat ze allemaal zouden ontsnappen, dat ze in veiligheid werden gebracht.

Dierdre wachtte tot het laatste moment, en precies op het moment dat ze door de opening voeren, sprong ze van de boot het kanaal in. Marco, zag ze tot haar verrassing, had haar gezien en was ook gesprongen. Ze bleven achter in het kanaal.

“Dierdre!” schreeuwden haar vaders mannen.

Ze wilden haar uit het water trekken—maar het was al te laat. Ze had het perfect getimed, en de boot werd al meegevoerd door de kolkende stroming.

Dierdre en Marco zwommen snel naar een verlaten boot toe en klommen aan boord. Ze staarden elkaar aan, drijfnat, hijgend, uitgeput.

Dierdre draaide zich om en keek naar waar ze vandaan gekomen was, het hart van Ur, waar ze van haar vader was gescheiden. Daar zou ze heen gaan, daar en nergens anders heen, zelfs al zou het haar dood betekenen.

HOOFDSTUK DRIE

Merk stond bij de ingang van de geheime kamer, op de bovenste verdieping van de Toren van Ur. Pult, de verrader, lag dood aan zijn voeten. Merk staarde in het verblindende licht. De deur stond open, en hij kon niet geloven wat hij zag.

Hier was hij dan, de geheime kamer, op de best bewaakte verdieping, de kamer die ontworpen was voor het Zwaard van Vlammen. In de deur en in de muren stond het insigne van het zwaard gegraveerd. Het was deze kamer, alleen deze kamer, waaruit de verrader het meest heilige relikwie van het koninkrijk had willen stelen. Als Merk hem niet had betrapt, wie weet waar het Zwaard nu dan geweest zou zijn?

Terwijl Merk de ruimte in staarde, die gladde, cirkelvormige stenen muren had, en hij in het licht keek, begon hij in het midden een gouden platform te onderscheiden. Er stond een brandende fakkel onder en daarboven een stalen frame, duidelijk ontworpen voor het Zwaard. En toch begreep hij niet wat hij zag.

Het frame was leeg.

Hij knipperde met zijn ogen en probeerde het te begrijpen. Had de dief het zwaard al gestolen? Nee, de man lag dood aan zijn voeten. Dat kon slechts één ding betekenen.

Deze toren, de heilige Toren van Ur, was een lokmiddel. Alles—de ruimte, de toren—alles was een lokmiddel. Het Zwaard van Vlammen lag hier niet. Het had hier nooit gelegen.

Maar als het hier niet lag, waar lag het dan?

Merk stond daar vol afschuw, verstijfd. Hij dacht terug aan alle legendes omtrent het Zwaard van Vlammen. Hij herinnerde zich dat er over twee torens werd gesproken, de Toren van Ur in de noordwestelijke uithoek van het koninkrijk, en de Toren van Kos in de zuidoostelijke hoek. Ze waren beiden aan weerszijden van het koninkrijk geplaatst en hielden elkaar in balans. Hij wist dat het Zwaard in één van de twee torens moest liggen. En toch was Merk er altijd vanuit gegaan dat deze toren, de Toren van Ur, de toren was waar het lag. Iedereen in het koninkrijk ging daar van uit; iedereen rees alleen af naar deze toren, en de legendes wezen ook naar Ur. Tenslotte lag Ur op het vasteland, vlak bij de hoofdstad, vlak bij een grote, eeuwenoude stad—terwijl Kos aan het eind van de Duivelsvinger lag, op een afgelegen, onbelangrijke locatie, ver bij alles vandaan.

Het moest in Kos zijn.

Terwijl Merk daar stond begon het langzaam tot hem door te dringen: hij was de enige in het koninkrijk die de ware locatie van het Zwaard kende. Merk wist niet wat voor geheimen en schatten de Toren van Ur verborgen hield, maar hij wist zeker dat het Zwaard van Vlammen er niet bij zat. Hij voelde zich terneergeslagen. Hij had geleerd wat hij niet had mogen leren: dat hij en de andere soldaten hier niets bewaakten. Het was een kennis die de Wachters niet mochten bezitten—want het zou hen natuurlijk demoraliseren. Wie wilde er nu een lege toren bewaken?

Nu Merk de waarheid kende voelde hij een brandend verlangen om deze plek te verlaten, naar Kos te vertrekken en het Zwaard te beschermen. Waarom zou hij hier blijven en lege muren bewaken?

Merk was een simpele man, en hij had nergens meer een hekel aan dan aan raadsels. Deze hele situatie gaf hem een enorme koppijn en riep alleen maar meer vragen bij hem op. Wie zou er nog meer van kunnen weten? vroeg Merk zich af. De Wachters? Er zouden er toch zeker een paar moeten zijn die het wisten. Maar als ze het wisten, hoe konden ze dan de discipline opbrengen om hun hele leven een lokmiddel te bewaken? Was dat allemaal deel van hun training? Van hun heilige taak?

Wat moest hij doen nu hij het wist? Hij kon het in ieder geval niet aan de anderen vertellen. Ze zouden hem misschien niet eens geloven, en denken dat hij het Zwaard had gestolen.

En wat moest hij doen met het levenloze lichaam van deze verrader? En als deze verrader het Zwaard had willen stelen, was er dan nog iemand die het zou proberen? Had hij alleen gewerkt? Waarom had hij het eigenlijk willen stelen? Waar had hij het heen willen brengen?

Terwijl hij daar stond en alles op een rijtje probeerde te zetten, klonken er ineens klokken. Zo luid, slechts meters bij zijn hoofd vandaan, alsof ze zich in deze kamer bevonden. De haren in zijn nek gingen recht overeind staan. Het geluid was zo plotseling, zo urgent, hij kon niet begrijpen waar het vandaan kwam—tot hij besefte dat de klokkentoren op het dak slechts enkele meters van zijn hoofd verwijderd was. De ruimte schudde door het onophoudelijke luiden, en hij kon niet meer helder nadenken. De urgentie waarmee de klokken werden geluid impliceerde dat het oorlogsklokken waren.

Plotseling rees er uit alle hoeken van de toren commotie op. Merk hoorde geroep in de verte, alsof iedereen zich aan het verzamelen was. Hij moest weten wat er aan de hand was; hij kon later op dit dilemma terug komen.

Merk sleepte het lichaam uit de weg, sloeg de deur dicht en rende de kamer uit. Hij stormde de gang in en zag tientallen krijgers met getrokken zwaarden de trap op rennen. Eerst dacht hij dat ze op hem af kwamen, maar toen keek hij naar boven en zag hij meer mannen de trappen op rennen, en hij besefte dat ze allemaal op weg waren naar het dak.

Merk sloot zich bij hen aan. Hij rende de trappen of en barstte ten midden van het oorverdovende luiden van de klokken het dak op. Hij rende naar de rand van de toren en keek uit—en was verbijsterd. Zijn hart viel toen hij in de verte een zwarte Zee van Verdriet zag. Een miljoen schepen convergeerde bij de stad van Ur. De vloot leek echter niet onderweg te zijn naar de Toren van Ur, die op een goede dag rijden ten noorden van de stad lag. Er was dus geen direct gevaar, en Merk vroeg zich af waarom de klokken dan zo urgent luidden.

Toen zag hij de krijgers de andere kant op kijken. Hij draaide zich ook om, en toen zag hij het: daar, uit de bossen, verscheen een groep trollen. Die werden gevolgd door meer trollen.

Все книги на сайте предоставены для ознакомления и защищены авторским правом